Hetty Site

Opa uut Barchem

Opa uut Barchem was hij voor ons. Hij schreef graag… met theologen, politici en met iedereen die hij iets zeggen wilde. Vaak werden zijn opmerkingen geplaatst in het Deventer Dagblad, maar deze ontboezeming vonden we tussen zijn brieven aan ons gericht en aan iedereen die interesse heeft.

Er kwam eens een Jehova’s getuige aan de deur en wilde daar haar lesje opzeggen. Maar ik zei: ”Kom d’r maar in en ga maar naast mij op de divan zitten.” Dat deed zij. Ik zeg: ”Laat dat bijbeltje maar dicht en laten wij maar eens gewoon met elkaar praten. Goed ik zeg: ”Ik moet van uw rommel niks hebben, maar dat jullie pertinent tegen het geweld zijn is een teken aan de wand voor alle kerken.”. Ze liet mij nogal praten, maar scherpzinnig als ze was zegt ze: ”Ik merk wel dat u spiritist bent en daar houdt u zich aan vast.” Ik zeg: ”Nee, daar houd ik mij niet aan vast, ook aan – God – niet.” Ze deed of ze schrok. Ik zeg: ”Kijk nu eens kind, – God – is geen paal waaraan je je vast moet houden, maar een afgrond en om je nu onderweg je aan elke rotspunt of struik vast te houden is niets dan tijdverlies.” En ze liet me waarachtig maar praten. Ik vertelde haar hoe ik eens in grote angst tot – God – heb gezegd en gemeend ook: ”Ik stel mij tot Uw beschikking.” En dat toen ineens alle angst van mij afviel. Er kwam toen zo’n diepe kalme vrede over mij, dat ik niets kon zeggen dan: ”O, mijn Vader.”
De hele natuur leek mij één gewijde Godstempel. Die toestand duurde een kwartier en toen was alles weer gewoon, maar ik was een grote ervaring rijker. Dat is nu denk ik 40 jaar geleden of nog meer. Maar sindsdien staat – God – niet meer tegenover mij, maar naast mij. Gewoon vergiffenis vragen is er niet bij. Ik kan ’s avonds in bed wel eens tot mijn God zeggen: ”Ik weet zelf niet wat er vandaag goed of slecht was. Je moet mij maar straffen en zegenen naar uw goeddunken.” Zo staat alles nog in het teken van overgave.
En zij kon luisteren. Kwam nog een keer vanuit Lochem. Toen werd ze overgeplaatst naar Zutphen. Nog twee maal kwam ze op de motor met haar broer bij ons. Ogenschijnlijk hield ze zich nog vast aan wat ze geleerd had. Maar waarom kwam ze dan altijd maar weer? Ds. Buskes heeft een andere weg tot – God – ingeslagen. Doch ik moet maar handelen naar mijn eigen inzichten. Schijnbaar laat – God – mij maar prakkiseren, Hij wil blijkbaar geen robotten.
Maar ik ben nog lang geen heilige, net zo min als vroeger. heb in mijn leven heel wat bokken geschoten maar dat hindert mij niets. Ik heb daar juist veel van geleerd, mijn zgn. successen hebben mij nooit iets geleerd. Maar ik heb op mijn manier God gevonden. Waar ik straks zal terecht komen weet ik best, ik kom tussen de mensen die in hetzelfde geestelijke hebben bereikt als ik. En zo gaat het alle mensen. Voor allen staat de weg naar boven open. Ik was ’s nachts eens bij Hendrik Jan. Ik zeg: ‘Jongen hoe gaat het met je?’ ‘Goed vader’, zegt hij, en dan prakkiseert hij even en zegt: ‘Het is haast net als vroeger.’ Ik zeg: ‘Waar is Dina?’ ‘Die is verder’, zegt hij. ‘Ze heeft me al eens meegenomen, maar daar voel ik me nog niet thuis, hier wel.’
Tussen de vrouw en mij is nu alles goed, het hele verleden is van weerskanten nu weggevallen.
Briefje vol, mijn groeten. Geen zorgen maken, alles wordt goed, vader.

Foto: Hendrik Jan met zijn zus Dina.