…as moezeköttels

‘Kom hier es kieken’. Buurman Jans wenkte ons eens toen we na ons zwemavontuur  langs kwamen om naar moeder Wolterdien te informeren. Wij liepen mee de schuur in. ‘Wet jullie wat dit is en wie dat d’r neer elegd hebt?’ We zagen wat keuteltjes liggen. Ze leken wat groot voor muizenkeutels. ‘Onze Willy zeg dat et rottekeutels bunt. Zee wet et heel zeker. Zee dech dat aoveral op de delle en in de schure en in de slaopkamer van moe rotten zit. Ze werd hellig toen ik et niet met eur eens was’.

Het waren de keuteltjes die ik bij ons in de winter ook wel in de schuur zag liggen, maar ratten? Dat mag ik toch niet hopen. ‘Kom maor mee, ik zal et jullie laoten zien van wie ze bunt’, zei Jans. Wij mee naar het stookhok. Daar stond een kleine val op de grond en daarin….. twee levende spitsmuisjes, gelokt met pindakaas. Die waren de veroorzakers van de keutelvervuiling.

 ‘Willy wil mien niet geleuven’. ‘Maak d’r dan een foto van, Jans’, stelde ik voor. Dat zou gebeuren. ‘’t Bunt nuttige beestjes, ik laote ze straks maor weer lös’, besliste Jans. Helemaal mee eens, het zijn insecteneters. Misschien moesten wij dat ook maar proberen met zo’n val van gaas, dacht ik meteen…..

Ik moest spontaan even denken aan de uitdrukking waarmee we vroeger wel eens jongens wilden plagen: Spierballen as moezeköttels. Je moest wel oppassen tegen wie je dat zei want je liep kans dat het tegendeel bewezen ging worden.