Hetty Site

Brief uit 1941 van Opa Eggink aan zijn nichtjes Dina en Heintje– 2

Opa’s schoonmoeder Opoe Jansen werd ook wel omoe genoemd.

En zo zijn er af en toe nog wat prettige dingen te beleven, als je je plicht maar doet op de plaats waar je staat, het doet er niet toe in wat voor betrekking.
Of je nu zoals je zuster Bertha, die het op zich genomen heeft een huisgezin te vormen of zoals jullie beiden die zich wat van de wereld hebt afgezonderd en zieken en ouden van dagen wilt verplegen en verzorgen, en of je als Bram ergens op een fabriekje de overals zo vuil maakt dat ze niet meer schoon te krijgen zijn. Het is, zo lijkt het ome Johan tenminste toe, het is alles hetzelfde. Je kunt overal en onder alle omstandigheden Gods wil doen en niet doen, net naar je zelf wilt, als je maar bedenkt dat het leven zich kleurt net naar we gewillig zijn in de ons opgelegde taak. Wij protestanten, dat weet je wel, denken over het kloosterleven anders dan jullie katholieken. Misschien is ons inzicht van weerskanten door haar eenzijdigheid wat fout en moeten we tenslotte van mekaar willen leren.
Maar och, ons begrip, inzichten en meningen, kleinmenselijk als ze zijn, leggen misschien niet zoveel gewicht in de schaal; van meer belang zal ’t zeker wezen of er overgave in ons hart is en of we eigenwillig iets willen doen of tot stand brengen. En zo gaat een mensenleven in dag en nacht voorbij. Het is zo maar weer zondag. Nu is het zaterdagmiddag. Even in een stoel zitten dutten en nu even schrijven. Ik denk veel aan Dina. Niet zo onder het werk, maar zo gauw je het halster van de kop hebt en een ogenblik rust denk ik er weer aan. Nu al meer dan drie jaar geleden. Ik weet nog zo goed, een paar nachten na haar overgang stond ze in een droom naast mij. “Ik ben door bloed gegaan”, zegt ze met een klankloze stem, maar ik kon het toch best horen en ik was me ook best bewust dat het Dina was, nu van de overzijde. En ik spande mij in om te zien welke jurk ze aan had, het leek een effen kleur, maar welke kleur… kon ik niet goed zien. Later ben ik zoveel van haar gewaar geworden, ze heeft me zoveel meegedeeld. Ik heb er een klein boekje van gemaakt.
Ja kinderen, het leven lijkt je nu zeker nog zo lang en zo belangrijk. Nu, belangrijk is alles wat ons wedervaart, maar lang, neen, dit leven is niet lang, doch dit is niet erg. Het gaat voort, al maar voort. En we doen steeds ervaringen op en we leren aldoor en aldoor wordt ons leven schoner en van meer betekenis. Neen we kunnen nooit dankbaar genoeg wezen dat ons het leven is gegeven, en het is zo nuttig aan het eind van de dag eens een rustig hoekje op te zoeken, je gedachten te ontspannen en je te laten gaan. Dina heeft daar nog zo’n aardig gedichtje over gemaakt. Het begint:
[i]Wat is het goed,
wanneer de dag ten einde spoed
eens eventjes te rusten
en opzien naar de blauwe lucht
en naar der wolken snelle vlucht
dat einde heeft noch kusten.[/i]
Het is toch zo’n lief bezit, dat gedichtenboekje van haar, maar ook een weemoedig bezit. Ik denk net ook aan dat andere gedichtje dat zij en Jo samen zongen op de wijs van: O, zwarte zigeuner. Dat klonk dan zo mooi en zo teer. Het eerste versje luidde:
[i]Vredig stil is d’ avond,
Vriendlijk lacht de maan,
Terwijl ze een lichte wolkenschaar
Voorbij laat gaan.[/i]
En zo zou ik nog zoveel willen opschrijven. Maar och..die dingen hebben voor ons zo’n waarde omdat ze van haar zijn uitgegaan. Ze had niet altijd veel te vertellen, de dagelijkse dingen interesseerden haar ook nooit erg, maar ze zat zo graag in gedachten stil weg te mijmeren en liet haar geest dan maar gaan. Ik geloof dat ze zich dan altijd gelukkig voelde. En ik denk, zo gaat het alle mensen die ogenblikken van in zichzelf gekeerd zijn, zijn een verkwikking. En dan kun je weer verder.
Als je zo eens onder de mensen komt en je bestudeert de gezichten van die drommen voorbijgangers waaraan maar nooit een einde lijkt te komen, dan leer je veel. De meeste vertonen vermoeidheid, sommigen dodelijk vermoeid, ook velen zo’n matte onverschilligheid alsof ze zich nergens meer voor kunnen interesseren. Enkelen ertussen kunnen je goed doen. Zo’n nauw merkbare glimlach, die kalme gang, die ogen die verder schijnen te zien dan de straat lang is. Zulke mensen stralen licht uit, zijn een zegen al zeggen ze weinig of niets. Daar hoorde mijn schoonmoeder ook bij. Hebben jullie haar nog gekend? Dina misschien wel. Ze is in 1929 overgegaan. Toendertijd heb ik haar innerlijk wel eens beklaagd, als ze daar zo urenlang kon zitten in haar stoel, maar stil voor zich uit starend, maar nu begrijp ik dat beter. Ach ja, het leed dat over de mens komt, laat wel wat na. Je leven wordt dieper, je leert beter door de dingen heen te zien, niet aan de stof blijven hangen.
Maar ik zal wel weer eens aan het werk moeten. Moeder heeft de thee zowat klaar. We worden met dit betere weer opnieuw druk.

slot volgt.