Hetty Site

Brief van opa aan zijn nichtjes in het klooster 1952–1

De Boskamp.

[i][i]Deze brief van opa aan zijn nichtjes Dina en Heintje van de Jaeger vind ik vooral interessant door het beschrijven van zijn jeugdherinneringen. Samen met broer Hendrik en later zus Hanna groeide hij daar op. Hendrik bleef op de Jager wonen samen met Bartje en ze kregen 10 kinderen net als opa Johan en opoe Dientje op de Boskamp. [/i][/i]

Barchem, 31 juli 1952.

Beste nichtjes Dina en Heintje,

Een mooie tijd is het al weer geleden dat ik jullie eens schreef. Ik zal deze brief wel niet afmaken, ik denk dat Jan het paard voor de wagen zal zetten om rogge te halen, maar eigenlijk is ze nog niet droog. Het heeft eergisteren nog eens ouderwets geregend, maar allo… ik begin.
Het leven gaat maar door, je valt steeds maar door van het ene werk in het andere. Vakantie kent de boer niet, ook al net zo min als jullie beiden en bij de Jager kennen ze dat ook niet. Moeder en ik zijn er verlopen zondag voor een week nog geweest, ikzelf kom er nog wel eens vaker. Die vertrouwde grond waarop je als kind hebt gelopen vergeet je niet en het is gek, maar bij het ouder worden neemt dat eerder toe dan af.. Die boog van blauwe beuk staat er nog net als voor 70 jaar, een beetje breder uitgegroeid misschien.
O… die herinneringen uit je kindheid. Ik weet nog hoe Hendrik en ik op een zondagvoormiddag daar bij het kippenhok stonden en met rotte aardappels mikten op de schoorsteen om daarin te gooien wat natuurlijk een honderdste tref was. En waarachtig ik had geluk. Ik hoorde rommerdebom door de rookverdrijver die er toen nog stond en meteen bedenk ik dat moeder een pot met rijstsoep op het vuur had. Ik hol naar binnen:”Moeder, ik heb een aardappel in de schoorsteen gegooid”. “Ja”, zegt ze,”dat weet ik al”. Alles was roet, toen kon moeder de boel gaan opruimen en opnieuw beginnen. Of het nu kwam omdat ik dadelijk alles eerlijk vertelde, weet ik niet, maar ik kreeg helemaal geen brom.
Ik weet ook nog dat we beiden op de singel liepen en daar achteraan links zit nog wel eens vis in de sloot en ik zie daar een snoek staan. Ik kon Hendrik toch maar niet aan het benul brengen waar die stond en op het laatst neem ik een stokje en zeg tegen hem:’Ik zal er naar gooien en dan kun je hem zien wegspringen’, en laat ik hem nou precies op zijn kop treffen!! Nou, hij was beduizeld en komt met de buik naar boven. Met een stuk tak trek ik hem naar de kant en ik had hem. Weet je wat we toen gedaan hebben? Omdat het zo’n uitzonderlijk geval was hebben we hem daar achter op de singel netjes schoongemaakt, middendoor gesneden en rauw opgegeten.!! En we verzekerden elkaar dat hij lekker was. Het was wel iets anders. We moesten ons geweld aandoen om dat door de keel te krijgen!!!
Een keer loop ik met een strikje aan een stok door Heuvelinks rommelkast, je weet wel.. die kolken daar achter onze weide, en daar zie ik een kanjer van een snoek staan, zo’n grote had ik nog nooit gezien, ik kreeg er hartkloppingen van.. Ik denk:proberen of ik hem met de strik kan raken en dat lukte, maar bij het ophalen ging het door de draad, hij was te zwaar. ( dus geen visserslatijn! ) Hij viel vlak voor mijn klompen en ik greep hem en dat er mee naar huis. Dat was dan dat, maar ik wist er niets van dat je jongens van de Könning en van Olthuis afgesproken hadden die kolk eens onder handen te nemen om die snoek die zij wisten dat er in zat. Och wat hadden die arme jongens een pech, die snoek wou maar niet boven komen, want die lag bij de Jager in de melkkamer. Maar ik wist van de jongens hun plannen niets af, anders was het een lelijke streek geweest van mij. Ik heb het hen later met hangende pootjes verteld en ze namen het me niets kwalijk.
Tja dat zijn van die jeugdherinneringen die bij het ouder worden weer naar boven komen.
Wat is dat allemaal toch een raadsel dat je in je hoofd ergens een vakje hebt waar al die herinneringen van lang geleden, als foto’s, netjes worden bewaard. Maar wat begrijpen we eigenlijk dan wel, die bloemen voor het huis en die bij mij in de vensterbank, ze bloeien maar, stil en tevreden. En die akker maïs daar verder die zo baldadig lang wordt dat we van de Broekdijk niets meer kunnen zien. Die kleine kindjes die geboren worden, kleine schreeuwende klompjes vlees, later is het een kei van een kerel die van zich af commandeert of hij de wereld geschapen heeft.
Ik zie, Jan is net met onze daghuurder de kamp in, haalt een vracht rogge en dan straks bij de berg dan kom ik er bij te pas. Een heel verschil, Hendrik is nu al ruim zes jaar in de geestelijke wereld, zijn lichaam was helemaal op, en ik kan nog hele dagen werken, alleen ik word wat eerder moe. Nu tot later…

slot volgt

[i]Worden jullie nu ook, net als ik, nieuwsgierig of die boog van blauwe beuk bij boerderij De Jager, zoals opa die omschrijft, er nog steeds is?[/i]