Hetty Site

Galileï, Copernicus, Rilke en een gerustelijke nacht

Het kwam met Gerrit zover dat hij zelfs eens opgehaald is en in de gevangenis belandde. Ik heb begrepen dat het van korte duur was.

[i]Deze brief dateert in elk gevak van voor 1957, want opoe leefde nog. Gerrit Voortman ligt al in de clinch met het Landbouwschap. Hij laat twee keer zijn hele veestapel in beslag nemen en is na die tijd constant met rechtszaken bezig, want hij wil zijn recht halen. Ik heb hem al eens vergeleken met de hoofdige boer uit het bekende gedicht van Staring.[/i]

Van huis, maandagavond.

Beste Jongen,

Ik wilde de deur nog uit, maar moeder raadde het me af, zo’n oude kerel, als die komt te vallen dan valt het niet mee. En ik heb het maar opgegeven, maar als ik nu in mijn warme hoekje ga zitten dan slaap ik de hele avond. In de plaats daarvan ga ik dan nu met de pen in de hand wat zitten filosoferen. Dan blijf ik tenminste wakker, dacht ik. En dan eerst je bedanken voor die beide brieven, die laatste heeft Dika gisternamiddag nog hardop voorgelezen. Ik moet zeggen jongen, het is voor die hoge rechters te hopen dat ze U eerlijk vrijspreken. Voor uzelf was het ook wel plezierig maar voor u maakt dat niet zo’n groot verschil. Maar dat er ontzettend veel van afhangt is zeker. Dus dat is dan morgen over een week.
Het is wel een lang lied geworden————–
Toen ik een paar regels van uw eerste brief gelezen had dacht ik, ik had helemaal niet hoeven schrijven. Weet je Gerrit wat ik dacht? Gerrit vertrouwt op Gods hulp en dat is alles goed en wel maar het leek mij dat je dat op oudtestamentische grondslag deed. Die op God vertrouwd wordt bewaard voor alle kwaad. De pijlen vliegen allemaal om je heen en de Heer der legerscharen zal al uw vijanden verslaan. Dat dacht keizer Wilhelm in de eerste oorlog ook, maar aan de andere kant dachten ze dat ook. De Tsaar heeft toen met breed gebaar gezegd: “De God van Rusland is groot.” Allemaal oudtestamentisch. En toen dacht ik: Als Gerrit het verspeelt zit ie met de handen in het haar, maar ik weet nu wel, dat zal geen last hebben.
Nee, een mens kan niet bewaard worden voor alle kwaad, maar in het kwaad en dat is veel meer waard. Dat Je, (zeg, laten we mekaar maar met Je aanspreken). Ik heb vreemd genoeg nog een goede vriend onder de gereformeerde dominees, maar hij vindt ook: weg met dat u. Nu is het wel zo… tegenover onbekende mensen past nog geen je.
Boschma schreef me eens: Johan schei uit met dat u, we kennen mekaar nu wel en tussen de regels door lees ik toch al niets meer dan je. Maar dat is lang geleden.
Ik geef die dominee Bronsveld- heette hij niet zo- gelijk als hij zegt dat Franciscus van Assisi misschien ook wel woorden Gods gesproken heeft en in elke tijd zijn er wel mensen aan te wijzen die woorden Gods gesproken hebben. God is de eeuwig komende. Van de vroegere tijden af heeft Hij getracht zoveel van Zijn wezen in het schepsel te gieten als het geschikt was. Maar noch voor, noch na Jezus’tijd is het Hem helemaal gelukt, maar we moeten hierbij zeggen dat ook bij Jezus gold, zover de mensvorm hiervoor mogelijkheden gaf. Wat Hij op oudere planeten in het schepsel daar, tot stand heeft kunnen brengen, daar kunnen wij naar raden en in de geestelijke werelden is het zeker niet anders..
Ik vind, de bijbel heeft een verkeerde naam gekregen. Ik had liever gehad: [i]Oogst der Tijden [/i]en dan moest er ook in opgenomen worden wat God reeds bij enkele Chinese wijzen heeft kunnen bereiken. Van die oude Lao Tzé zijn geschriften bewaard gebleven die je telkens weer herinneren aan de Bergrede. Confusius was ook een groot man. Maar had lang die diepe Godskennis niet als Lao Tzé. Ik las eens van hem: Één van zijn leerlingen had hem gevraagd wie en wat God eigenlijk was. Hij kreeg ten antwoord: Neem een aarden pot, de wanden van die pot zijn het zichtbare en onzichtbare heelal, maar het binnenste, het grote ledig, waardoor de wanden haar waarde krijgen, dat grote Ledig, dat is God. Daar moest die leerling het mee doen.
Daarom:”Gij moogt u van Mij geen beeltenis maken.”
Wij bouwden beelden van u op als wanden,
zodat reeds duizend muren om u staan,
en U, verbergen onze vrome handen,
zodra onze harten voor U open gaan.
Een vers van Rilke, vertaald door Jacqueline van der Waals. Van haar is ook Gezang 300. Juffr. v. Ouwenaller heeft haar goed gekend. Och die goede gelovige bijbelschrijvers. Voor hen was de aarde het middelpunt van alles, zij rustte op zware grondpilaren, de zon en de sterren waren alleen om de aarde. Galileï en Copernicus hadden het bijna hun kop gekost, toen zij gingen vertellen dat onze wereld een bol was. En die mensen die hen graag op de brandstapel hadden gezien, waren geen goddeloze mensen, maar mensen die de bijbel vasthielden en op hun manier dan, gelovige christenen.
Verleden jaar was ik in Almelo naar meester Harmsen. Meester was op school en zijn vrouw uit en de deur dicht. Daar zie ik uit de brievenbus een krant steken, Trouw nog wel. Die was natuurlijk veel te groot voor die bus. Ik trek hem er uit en heb wat te lezen. Zoals steeds stond er heel wat in over de soldaterij. Ik snap maar niet dat een krant die zo prat gaat en nog erger beslag legt op de christennaam, dat hier altijd zo’n aandacht wordt besteed aan de bajonetten. Maar goed, ik vind dan ook een ingezonden stuk. En onder het lezen merk ik dat het een antwoord is aan een zekere Zeelander die in een vorig nummer hevig had uitgepakt tegen die schrijver omdat hij, ook in Trouw, had verteld dat de wereld niet in zes dagen gemaakt was, maar meer dan een miljoen jaren had genomen. Die Zeeuw had gevonden dat zo’n schrijver niets meer of minder was dan een Godslasteraar, want het stond in de bijbel en de bijbel was Gods woord.. Dat scheppingsverhaal dan. En die schrijver van dat stuk dat ik las was helemaal niet verbolgen. Op zachtmoedige toon vertelt hij zijn opponent, dat ook hij alle eerbied heeft voor de bijbelschrijvers en wat God toen reeds in mensen kon tot stand brengen, hoe gebrekkig deze wereldvoorstelling in onze ogen ook wezen mag. Maar, schrijft hij verder, wij moeten ook eerbied hebben voor hetgeen God in onzen tijd door de wetenschap aan het licht heeft kunnen brengen.
Dat stuk was inderdaad een pluim op de hoed van ‘Trouw’. Als ik het zelf niet gelezen had, dan zou ik het zo dadelijk niet geloofd hebben, want zo hoog heb ik ‘Trouw’ anders niet.
Ondertussen hebben alle Trouwlezers het kunnen lezen en wie zal zeggen hoeveel goeds dit ene artikel onder die duizenden lezers niet gedaan heeft. Dat is ook al weer iets wat ongezien en ondergronds zijn eigen gang zal gaan, en in alle stilte.
En zo geloof ik, dat alle kranten ondanks zichzelf, mee werken aan de stille opbouw van het mensenspul.
De laatste weken heeft zowat elke krant wat geschreven over Albert Schweitzer. Geen mens durft kwaad van die man te zeggen en iedereen weet dat die man echt vrijzinnig is. Alleen voor een paar jaar heeft , een nu overleden prof. De Leeuw, in een predikantenvergadering gezegd: "Zo’n man als Schweitzer kan toch moeilijk op de kansel van een Ned. Hervormde Kerk toegelaten worden." Het ergste van dat geval was wel dat geen der aanwezige dominees het voor Schweitzer durfde opnemen.
Ziezo de avond is zowat aan kant en ik heb de voeten lekker warm. Ik ga gauw naar kooi en wens jullie allemaal een gerustelijke nacht, zoals de oude Dinkelman zei.
Papa