Hetty Site

Mijn leven als hond.

De Great Gray oftewel de Laplanduil.

Vanmorgen las ik in de zaterdag editie van ons Dagblad van het Noorden een stukje over een schrijver en columnist bij de Volkskrant, Martin Bril, die in het kader van het onderwerp voor de boekenweek “Dieren” in z’n nieuwe boek z’n hond laat vertellen wat die ziet en meemaakt met z’n baas die ziek. Het onderwerp is nou niet zo vrolijk en ook niet nieuw. Het is een verhalenbundel dat de sprekende titel draagt: [i]Mijn leven als hond.[/i] Hij schreef het in een paar dagen en het was binnen een paar maanden aan z’n derde druk toe.
Ik heb al meerdere boeken gelezen over akelige ziektes, maar het feit dat hij z’n hond aan het woord laat boeit me.
Ik ken aardig wat mensen die zo goed met dieren overweg kunnen dat ze zich in zo’n dier kunnen verplaatsen. Bovendien heb ik immers hetzelfde gedaan in m’n boekjes Ik ben Moniek en Ik ben Scotty.
Soms komen er mensen bij ons die al bij het hek met Tessa en Queeny en vroeger Scott beginnen te praten. Onze honden…. nou ja daar kun je ook niet omheen. Ha! Het zijn wel niet in de eerste plaats waakhonden, maar drijvers. Toch willen ze contact of soms met bepaalde mensen juist niet. Ze hebben hun voorkeuren zal ik maar zeggen.
Gisteren was Gerald hier en Tessa ging ogenblikkelijk aan z’n voeten liggen. Tessa heeft niet eens geblaft en dat mag uniek zijn. Eva heeft het ook, niet alleen met Queeny, maar ook met Amber, onze Shetlander. Ze praat met haar, tuttelt wat en leert haar over kleine hindernisjes te stappen en rondjes aan de lounge te lopen en dat met zo’n eigenwijze Shetlander. Mij lachen ze uit. Wanneer ik er één heb vastgezet gaat de ander heel slim op een afstandje staan lachen en hoef ik niet eens te proberen die te pakken. Soms ben ik slimmer en dan lach ik terug. Bij Ben W. zie ik het ook wanneer hij met zijn paard bezig is of met Josca.
Ik heb voor mezelf ontdekt dat er drie soorten mensen zijn.
–Dat zijn diegene dus die zich echt in (sommige) dieren kunnen verplaatsen. Die blijken de sterkste band te hebben met alle of bepaalde dieren.
–Dan heb je die mensen die gewoon goed voor ze zorgen, want daar heb je toch een dier voor en die genieten gewoon van hun aanwezigheid.
–En je hebt mensen die om een of andere reden niets van ze moeten hebben. Die vinden dieren òf eng òf lastig. Al deze mensen heb ik in mijn omgeving Ha!
Vorig jaar had ik voor Gerald z’n Bernard geschilderd en, omdat hij zo gek op uilen is, ook de laplanduil op een stuk hout. Hij was er helemaal weg van.
“Raad eens wat ik nu heb?”, vroeg hij gisteren. Bij het hele dierenpark van 3 honden, kippen, kalkoenen, vissen en een Oehoe heeft hij nu… inderdaad een paar laplanduilen op de kop getikt, 80 cm hoog. Die ene had aan een lange ketting vast gezeten met beide poten vast aan elkaar. Die kon alleen maar hippen. Dat was dus eerst paniek toen hij bij hem in de grote kooi weer los mocht. Nu is hij gewend. Hij heeft met z’n zoon afgesproken dat ze nu wel dieren genoeg hebben. Het werd eigenlijk te gek.
Bij het weggaan gisteren vroeg Gerald:”Heb je misschien nog wat broedeieren voor me. Harald heeft een broedmachine en… zo leuk voor de kinderen op school”.
Hoezo dieren genoeg?