Hetty Site

Nog een aanvulling op een van de brieven aan de nichtjes Dina en Heintje

Nog een heel oude foto, ik denk zelfs uit 1927 of ’28, gemaakt van de hele familie Eggink op de Jager, vader Hendrik, moeder Bartje en nu nog 9 kinderen. Alleen no 10 is nog niet geboren.

Opa filosofeerde graag en ik denk dat hij bij zijn nichtjes in het klooster, zuster Odile- Heintje-, en zuster Elisia- Dina-, een dankbaar luisterend oor vond.

Ik wilde toch nog graag even met mijn nichtjes doorpraten. Ik zou zo graag iets willen zeggen over het wezen der Godheid. En nou moet je dat maar niet dadelijk aannemen omdat een ouwe man dat zegt. Je moet steeds kritisch blijven en uw eigen gedachten daar in stilte over laten gaan. Ik voor mij, denk nergens liever over.
Dat wij denken kunnen, dat we lopen kunnen, onze handen dichtknijpen kunnen, het is alles even verbazingwekkend. Waar komen toch al die energieën vandaan, dat verbijsterende rijke leven in de natuur, al die werelden die we ’s avonds aan de sterrenhemel zien. Leslie Wetherhead had eens aan zijn zoontje willen duidelijk maken wat dat inhield, de alom tegenwoordigheid Gods. Toen had dat kereltje gezegd:”Dus als ik mijn hand op dat kopje leg dan heb ik daaronder iets van God.” Daar heb je het weer, we willen altijd stoffelijk denken, God is geen lucht of ether, God is een kracht, een eeuwig tegenwoordige energie. Wanneer een vis een beschrijving moest geven van het element water, dan zou hij dat niet kunnen, hij kent niets anders, hij kan geen vergelijking maken met iets anders. Zo gaat het ons ook met het wezen van de Godheid. Hij of Zij is zo overal tegenwoordig dat Hij ook weer nergens is.
Onze hemel reikt niet verder dan ons bewustzijn van God. Dat is het punt waarop de godloochenaars stranden, zij willen God altijd ergens vinden. Maar ons verstand is te enenmale ontoereikend om geestelijke zaken te verklaren. God is geen paal waaraan we ons kunnen vasthouden. God is een afgrond. Willen we God vinden, dan moeten we juist alles loslaten en als we dat in geloof doen, dan worden we gewaar dat God is.
Soms is het nodig dat we in grote moeilijkheden komen, dat we in arrenmoede wel genoodzaakt worden om onszelf los te laten. Zo zeker as ons hart klopt, zo zeker staan we ook onder Gods leiding en het is alleen de vraag of we de moed hebben het er met ons leven op aan te laten komen. We zijn omringd door de Goddelijke Energieën. Maar wat de hele natuur willoos doet moeten wij met onze vrije wil doen. Ik las eens; De ogenblikken van groei waren die, waarin al die onrustige stemmen stil en tot zwijgen gebracht waren, toen de mensen u niet meer deerden en gij geleerd had stil te zijn. Dan sprak God in Zijn heilige tempel, ( de stil geworden mens):”Ach dat gij kon ophouden verkeerd te denken, doch slechts wildet….. ZIJN.
Dit woord is misschien de diepste betekenis van het woord Overgave. Er zijn een hoop mensen die er naar streven Gods wil te volbrengen, maar zij vergeten dat zij in de eerste plaats Zijn wil over zich moeten durven laten gaan. Dit laatste is buitengewoon belangrijk. Het verschil tussen een mens die altijd maar strevende is om vooral wat te doen en een mens die wacht op God, dat verschil is hemelsbreed. De eerste vermoeit zich al maar door, gunt zich nooit rust, de laatste heeft nooit haast, werkt ook wel maar kan ook in de zon liggen en slapen. Zich te laten drijven op de Goddelijke Wilsstroom, dat is de kunst.
Heb je wel eens stil gestaan bij het woord van Jezus: Zijn niet twaalf uren in de dag? Daar bedoelt Hij hetzelfde mee. Wat wordt het leven dan rustig als we weten dat God onze Schepper, eeuwig om ons en in ons is. Niemand kan ons zo beminnen als Hij, want door Zijn bepaalde wil ZIJN wij. Als we dit eenvoudig aanvaarden dan voelen we ons altijd en overal veilig. Ik maakte eens een klein gedichtje (voor een grote heb ik geen asem genoeg), dat luidt:
Veilig in God, bij het fluistren der stilte,
Veilig in God, bij het razen van d’orkaan,
Veilig in God, bij bedreiging van ’t leven…
Veilig in God, ook als wij ondergaan.

Dit velletje heb ik geschreven dadelijk na het opstaan, het is nu vrijdagmorgen en zulk mooi, kalm weer. Ik voel al iets van de herfst, ik vind die herfstmorgens nog mooier dan de voorjaarsmorgens. Er kan nu ’s morgens zo’n plechtige wijding over alles liggen, maar om dat te voelen moet je als het kan helemaal alleen zijn. Alle praterij om je heen verjaagt dat heerlijke gevoel.
We moeten gauw eten en daar moet ik bij wezen en stop dus nu maar.

Nog eens de groeten aan jullie beiden,
Je oom Johan