Hetty Site

1940- 1945 Vorden

Het Station in Vorden.

Wanneer je in 1943 geboren bent hoor je van allerlei verhalen om je heen over de oorlogtijd.
Het verzet van opa Bijenhof begon al toen de Duitsers door Vorden kwamen marcheren begin mei 1940. De Duitsers zongen uit volle borst:
Und wir fahren…. Und wir fahren….. und wir fahren gegen Engeland.
Opa en een aantal andere Vordenaren vulden dat aan met: Plons… plons… plons. Verdere heldendaden heb ik niet gehoord.
Opa was behalve boer ook vrachtrijder met z’n Belgische paard Koos. In het laatste half jaar van de oorlog was het regelmatig spannend wanneer hij met een vracht onderweg was van Zutphen naar Vorden. Vanuit vliegtuigen waren er regelmatig beschietingen. Eens moest hij rennen voor z’n leven door vlug met het paard aan de kant te gaan en zelf verderop in het bos plat op de grond te gaan liggen. Gelukkig werd ook Koos niet geraakt.
Papa Hendrik Jans verzet bestond uit het meegeven van een kalkei aan de Duitse jonge soldaten die om eieren kwamen. Ach die gewone jongens moesten ook alleen maar. Eén had net zo’n kind van mijn leeftijd en noemde me steeds Heinche. Ze hadden zo’n heimwee naar huis.
Eens probeerde papa met hulp van oom Sjoerd een uit de trein gesprongen Engelse piloot te helpen die zich in de rogge verstopt had. De Haar stond nl vlakbij de spoorlijn en voor het station Vorden werd altijd wat vaart geminderd. Ze riepen met z’n beiden : “We are friends, we help you”. Maar de Engelsman wachtte tot het donker was en klopte toen verderop bij buren aan. Jammer… dat waren NSBers.
Van mama hoorde ik de verhalen over de vliegtuigen die zo laag over kwamen om de treinen te bombarderen die naar Duitsland gingen. Ze hadden een schuilkelder die vaak gebruikt moest worden en kon ze die niet op tijd halen dan ging ze in een hoek van de gang als bescherming helemaal over mij heen liggen.
Vader Hein was in de mobilisatietijd gelegerd in de buurt van Ede. Zijn eerste vrouw Hanna was zwanger van hun eerste kindje, maar door haar nierziekte moest het kindje gelijk gehaald worden en werd doodgeboren. Pa mocht maar één dag bij haar blijven voor hij zich weer moest melden bij zijn compagnie. Dat vond hij onmenselijk. Hij had daar in Renswoude gelukkig een heel warm gezin- van Ravenshorst- waar hij in z’n vrije tijd altijd opgevangen werd. Toen de Duitsers daadwerkelijk in de buurt kwamen en ze klaarlagen om te vechten werden ze ineens van achteren beschoten vanuit een boom. Iemand wilde de Duitsers een handje helpen. Pa’s kameraad die naast hem lag werd geraakt en was z’n duim kwijt. De korporaal die bij hen was maakte korte metten met deze “Nederlander”.