Hetty Site

Bollebak en Kladdegat

Zoals wij vroeger in Linde de Bollebak hadden waarmee je bang gemaakt kon worden, hadden ze in Hattem Kladdegat. Het was een soort hondachtig beest. Ik denk ook dat die misschien dezelfde functie had. De bollebak, een soort watergeest, huisde voornamelijk in gevaarlijke kolken of beekjes en opoe hield ons op die manier bij de gevaarlijke laoke weg.
Kladdegat was meer het Hattemer spook. Het hondachtige wezen huisde in de donkere tunnels onder de stadsmuren aan de Adelaarshoek, inderdaad, in het Spookhuys. De Hattemers rilden als ze ’s nachts het naargeestig gehuil en het gerammel van kettingen meenden te horen.
De spookhond was zo levensecht dat ze het ’s avonds laat niet waagden in donkere hoekjes rondom de stadsmuur. Tot in de 20ste eeuw bestond er nog een heilig ontzag voor Kladdegat, waarvan opvoeders dankbaar gebruik van maakten: ‘Pas maar op, anders komt Kladdegat je halen.’
Het restaurant het Spookhuys in het enig overgebleven gedeelte van de middeleeuwse burcht St. Lucia te Hattem, in de volksmond de Dikke Tinne genoemd vanwege de imposante torens.
Vier jaar heb ik in Hattem gewoond, maar nooit heb ik verhalen als deze gehoord. Maar het Spookhuis bestond toen allang net als het Daendels poortje waar je af moest stappen als je er per fiets wilde passeren. Maar nu Kladdegat ter sprake komt, vind ik dit volgende verhaal:

Lang geleden vertelden de Hattemers uit eigen ervaringen dat de verhalen over spoken in ’t Spookhuys geen sprookjes waren. Spoken die in de nachtelijke uren rond dwaalden en heimelijk, in de ondergrondse gangen, spookhond ´Kladdegat´ ontmoetten.
Er zijn verhalen rondom die spookhond Kladdegat: Spoken bestaan.

Op een nacht zat Arend- Janszoon rechtop in bed. Hij hoort de klok slaan en telt de slagen. Het is 12 uur, de tijd van het spook, hij weet het zeker. De koeien houden op met eten en staren verstijfd naar de trap als hij de klok 12 uur hoort slaan.
Ze zien hoe het spook de trap af dwaalt, over de deel zweeft en verdwijnt in de gangen onder ´t Spookhuys. Na enkele minuten is het weer rustig, helemaal stil, alsof er niets gebeurd is.
In de tuin van het huis staat een geraamte met een sabel, het ontzielde lichaam van een kozak, een verdwaalde Rus. In de nacht was deze overvallen door generaal Souman, de dappere generaal die de kozakken keerde. Nazaten van hem wonen nog in de stad.
Broer Albert neemt op een nacht de sabel mee in de hoop het spook te kunnen imponeren. Om twaalf uur ’s nachts staat hij onder aan de trap, zwaaiend met zijn zwaard. Al zwaaiend zakt hij plotseling ineen als een pudding. Als hij bijkomt vertelt hij dat hij een vreemde man onder aan de trap heeft gezien. "Daarboven aan de trap," zegt hij "en hij heeft mij met vuurspuwende ogen aangekeken!"
Het spook in ´t Spookhuys deinsde nergens voor terug. In de onderaardse kerkers dwaalde hij rond. De kreten van zijn slachtoffers, aan ketenen gebonden, waren in de wijde omtrek nog te horen!
Het was Jan Visscher, een stoere bewoner van Hattem, die begin 1800 de spookhond te lijf ging. Het hondengat, waar de spookhond woonde, werd door Jan eigenhandig dichtgemaakt.
Een stenen muur van behoorlijk kalk en steen
maakte dat het spook ‘Kladdegat’ voorgoed verdween…

Foto: Suze met een vriendin bij Kladdegat, dichtbij Dorpsweg 4