Hetty Site

Brief van opa aan zijn nichtjes in 1949 -2-

In september 1940 begon Hendrik Jan met zijn zagerij in het Medler. Na zijn overlijden in januari 1946 nam zijn 1e knecht Albert Ribbers de zagerij over. Tot die werd opgeheven ergens in de jaren 90 heeft deze foto boven de kachel gehangen in het kantoor van de zagerij, meldde Johan Aartsen en heeft de zagerij altijd de naam van H.J.Eggink gehouden. Johan is getrouwd met Marijke , de dochter van Albert Ribbers. Toen de zagerij opgeheven werd overhandigde Ribbers deze foto aan Johan met de vraag of hij wilde zorgen dat deze foto weer bij een van de dochters van Hendrik Jan terecht kwam.
En de oude typemachine heeft nu een ereplaats bij ons aan het Schoolpad. Opa heeft hem zo’n 20 jaar gebruikt. Toen werd het aanslaan van de toetsen te zwaar voor hem en ging hij weer schrijven…. en de typemachine kwam terug.

Het leven moet een mens leren, of het dat altijd doet weet ik niet. Ik ken tenminste zo wel mensen waarvan ik denk: jij berijdt nog hetzelfde stokpaardje van een vijftig, zestig jaar terug.. Ik kan dat niet van mijzelf zeggen. Ik weet nog best hoe gekant ik er indertijd tegen was dat mijn broer van kerk wou veranderen en daar heb ik toen zat over gezegd,ja, maar overdoen kan ik het niet, en dat hoeft ook niet. Ik ben blij dat ik het Hendrik en Bartje heb mogen zeggen en nu is alles goed, het moest zo lopen en nu is alles allang voorbij en is Hendrik al meer dan drie jaar in de grote wereld. Maar nu moet je niet denken dat ik zowat half rooms ben, ik ben er misschien nog verder af dan vroeger. Maar ik bekijk het zo: als je aan onze godsdienst een lucifer houdt, dan verbrandt er een hoop van, maar als we aan jullie godsdienst een lucifer houden, verbrandt er net zo goed een hoop, maar beide keren is er wat overgebleven; wat we in overgave aan God en in dienst van God hebben gedaan dat laat zich niet verbranden. Niet het jasje wat we dragen doet het hem, maar ons innerlijk leven.
Ik moet zeggen, hoe ouder ik word, hoe eenvoudiger het leven me lijkt. We lopen de ganse dag tegen onszelf aan, alles om ons heen is spiegel, onze innerlijke gezindheid kaatst steeds op onszelf terug. Als ik iemand tegen kom met een knuppel in de hand, zal hij er ook een zoeken. Als onze pantserwagens en onze mitrailleurs op de Indische soldaten lostrekken moeten ze niet verwachten dat ze hun met de kantinewagen tegemoet komen. Aan die wet die dat altijd beheerst, daar zit al ons leed aan vast en ook al onze kleine en grote vreugden. We moeten het zelf maar weten of we ons een stukje hemel willen scheppen of een stukje hel.
Onze spreekwoorden zijn er vol van, denk maar aan: Wie kwaad doet kwaad ontmoet en Wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in en zo zijn er zo veel. En wat is die gedachte toch vaak de ondertoon van Jezus’ gesprekken. Als je daar eenmaal oog voor krijgt dan denk je: wonder, dat ik dat niet eerder begrepen heb.
Och, mijn nichtjes, het leven is toch zo rechtvaardig en zo barmhartig. Er moest eens een woord uitgevonden worden waarin die beide woorden tot uitdrukking komen, ze kunnen tot nu toe beter de atoomkracht uitvinden dan een nieuw woord prakkiseren.
Ik moet nog wel eens denken over wat men noemt het natuurschoon. Maar kan de natuur eigenlijk wel lelijk wezen? Ik geloof het niet. Het is maar net wat buiten het alledaagse ligt. Dat frappeert ons, maar de wereld is overal een paradijs, omdat ieder onderdeeltje, plant of dier, volmaakt is. Het is allemaal zo uitgekiend, alle vermogens zijn zo ten volle benut. God heeft in elk deeltje van Zijn Schepping zoveel van Zijn wezen ingestort, als het naar zijn geaardheid met mogelijkheid kan bevatten kan! Daarom moet alles wel schoon zijn en als we dat niet altijd zien dan is dat een bewijs dat het binnen in ons te rumoerig is.
Er wordt nogal eens gezegd: om God te vinden moet je de eenzaamheid zoeken. Alles goed en best, maar als het binnen in je niet rustig is dan heeft het je niets geholpen of je de mensen ging ontlopen. Die ondervinding heb ik tenminste. Soms kwam ik met het zoeken naar de eenzaamheid niets verder en een ander keer, midden in het mensengedoe, heerlijk harmonie met God. Het is maar of we onszelf willen loslaten, overgeven aan Hem. Dan komt, waar je ook bent, die wonderlijke stilte.
Nu nog een gedichtje van Alice Nahon ( ik hou van gedichtjes)
’t Is goed in ’t eigen hart te kijken
Des avonds voor het slapen gaan
Of ik van dageraad tot avond
Geen enkel hart heb zeer gedaan.
Of ik geen ogen heb doen schreien
Geen weemoed op een wezen lei
Of ik aan liefdeloze mensen
Een enkel woord van liefde zei.
En vind ik in het huis mijns harten
Dat ik één droefenis genas
Dat ik mijn armen heb gewonden
Rondom een hoofd dat eenzaam was.
Dan voel ik op mijn jonge lippen
Gods goedheid als een avondzoen.
’t Is goed in ’t eigen hart te kijken
En dan zijn ogen dicht te doen.

Is dat niet een heel mooi gedicht? Een gedicht dat op elke slaapkamer ergens aan de muur moest hangen, zo dat je dat ’s avonds het laatst en ’s morgens het eerste zag.
Ik heb van Hendrik Jan zijn vrouw de schrijfmachine te leen gekregen. Ik mocht hem houden zolang ik leefde, want zij deden er toch niets mee. Hij heeft er niet lang gebruik van kunnen maken, toen was het voor hem tijd om te gaan.
Kinderen, allebei, de hartelijke groeten van ome Johan.