Hetty Site

Dag kind, dag Gerrit…

Hanna en Dika.

Van huis 22-7-71 2

Ik moet nog even doorpraten op wat ik het laatst tegen u zei. Vooral jij en Dika hebben er onder geleden. Waarom was ik toen toch zo eng met al die christelijkheid, toen Dika bij Boschma diende en jij zeker bij de Baarselmans.
Ja die Martha had bijzondere gaven en daarom ook bijzondere gebreken. Dika ging eens een eindje met mij mee uit de kapel. “Het is net vader, of je niet meer van mij houdt.” Deze indruk hebben jullie beiden wel van mij moeten krijgen en Boschma had toen ook een veel te hoge dunk van mij. Maar geen mens is zoveel veranderd als ik. Een troost kan het voor jullie wezen dat ik er diep ongelukkig onder was. Later kreeg ik meer licht. Maar jullie beiden heb ik toen stil verdriet aangedaan. Heintje en de anderen hebben daar toen geen last meer van gehad. Maar toch heb ik mijn hele leven jullie allemaal te kort gedaan dat ik mijn werk voorop stelde in plaats van jullie kinderen. Een kind heeft daar schreiend behoefte aan dat vader ook veel belangstelling toont voor alle kleine verdrietjes waar een kinderleven nu eenmaal vol van is. Dit alles drukt mij nu erg. Het kan best wezen dat, als ik op mijn sterfbed lig, zeg: wat ben ik toch slecht geweest.
Ik sta hier wel niet alleen voor. Die ouwe van Ouwenaller ging het ook zo. Kort na zijn dood komt Frans bij ons en vertelde mij dat zijn vader zich op het laatst ook zo slecht had gevoeld om dezelfde reden als ik. Sophie vertelde mij eens dat zij zusters op een zondag hun vader eens aangepakt hadden dat hij met zijn christelijkheid de oorzaak was geweest dat zij er waren blijven lopen. Drie bleven door hem ongetrouwd. Zij meisjes hadden altijd alleen naar christelijke feestjes gemoogd, nooit vrije omgang met andere jongelui. Het heeft er toen die zondag echt bij hen gespookt. Zo hadden Hanna en Dika die christelijke papa ook tot de orde moeten roepen. Je had moeten zeggen: wat verbeeld je je wel met je christelijkheid. Mogen wij niet uit vrije keuze onze partner kiezen waar wij echt van kunnen houden?”
Die ouwe Ouwenaller heeft veel goeds gedaan onder die levenslangen. Dat deed niet zijn christelijkheid maar zijn goede hart. Ik ben op het laatst toch nog een volgeling van Christus geworden. Hij was een rebel. Ik ook. Buskes ook. Ik zag hem eens in een Vara uitzending op de voorste rijen zitten. Van de drie misdadigers in Breda zei hij eens: “Als die terechtgesteld moeten worden, ga ik naast hen staan”. De tranen van ontroering komen nu in mijn ogen als ik daaraan denk. Als zich iemand christelijk noemt, bewijst hij daarmee dat hij het helemaal niet is!! Ja, lieve kind, ik zou over dit laatste nog graag een vel vol willen schrijven, maar doe het toch maar niet.
Dag kind, dag Gerrit.
Vader