Hetty Site

De bevrijding, gezien door de ogen van een Lindese jongen

Kaartje van Linde en omgeving. De groene lijn is de Ruurloseweg. Links onderaan is ook De Boomgaard te vinden en de route er naar toe.

[i]Terwijl ome Jan op het moment zelf de tijd rondom de bevrijding van Vorden en omgeving beschreef als toch al volwassen man vanuit Barchem en de Wiersse, vertelt hier iemand zijn ervaringen als opgroeiende jongen in Linde net ten zuiden van de weg Vorden –Ruurlo.[/i]

Het inwonertal in Linde was sinds oktober 1944 flink uitgebreid. Bijna ieder gezin had evacués uit de Betuwe of Groesbeek in huis. Ook heel wat onderduikers en mee-eters zaten er in Linde mee aan tafel. Eind maart was het bijna zover. De geallieerde artillerie bestookte het Reichswald, het gebied Hoog Elten. We hoorden en zagen de één- motoriek Spitfires en Typhoons al wel. Bijna alles wat op de weg bewoog werd voor Duits aangezien en in duikvlucht onder vuur genomen.
En dan onverwacht die 1e april, Paasmorgen, tikte een broer van moeder op het keukenraam en riep:”De Tommies bunt bie de Bonekamp”. “Dat zal wel”, zei vader, “’t is 1 april”. Zou het dan toch waar zijn. We mochten mee lijken. “Kiek maor uut”, riep moeder ons nog na. Bij de Bonekamp was niets meer te zien, maar bij de Kranenburg stonden een groepje mensen om twee kleine pantserwagens met lange antennes op het dak. Dat waren ze dus: onze bevrijders, de Tommies zoals we ze noemden. Het bleken trouwens Canadezen te zijn. Gulzig namen we alles tot in de details in ons op. Één had een koptelefoon en praatte over de boordradio, terwijl de ander een stafkaart bestudeerde. Wat zagen ze er bruinig uit in hun groenachtige pak en bruine jekker. Ze lachten breed, hapten in spierwit brood en deelden sigaretten uit. Dan keerden ze om richting Ruurlo. De lange antennes zwiepten heen en weer. Opgetogen liepen we naar huis.
Later op de middag had een Canadese pantserwagen een paar ingegraven Duitsers ontdekt en opende het vuur. Het huis van Hent houtman dat in het schootsveld lag, raakte in brand. Lang hebben we gezwaaid naar de voorbijtrekkende bevrijders in hun grote, vierwielige pantserwagens. Achterop hadden ze een fel gekleurde vierkante lap, zodat ze herkenbaar waren voor hun eigen luchtmacht. Ze waren op hun hoede. Ze reden niet mannetje aan mannetje, maar op flinke afstand van elkaar. Het was bijna donker toen we door de Eikenlaan terug naar huis liepen. Rechts van ons brandde nog het huis van Hent Houtman en links hoorden we het zware grommen van een Canadese pantsercolonne op de Ruurlose weg.
De bevrijding begon. De dagen erna leefden we in een roes. We kwamen ogen en oren tekort. Diepe indruk maakte het op ons, al die honderden voertuigen, rijen pantserwagens, geschutsopstellingen en veldkeukens. Overal konden we vrij rondlopen. Bij het kasteel Vorden, Kieftskamp, Onstein, Medler en de Wiersse, overal stonden we er met onze neus bovenop. We kropen in een Churchilltank en mochten op de bestuurdersplaats gaan zitten.
Bij de Bonekamp in het driehoekige bosje stond een veldkeuken. Het gebied rond Vorden was in die eerste aprildagen herschapen in één groot legerkamp. De 2e april stonden de weilanden rond Tjoonk van ’t Garmel al vol militaire voertuigen. Beduusd liepen we rond, probeerden te tellen. We vergaapten ons aan de zware banden die door de modder wrongen. Er stond een noodhospitaal opgesteld. Motorordonnancen reden af en aan en MP’s regelden het verkeer.
Door de felle tegenstand van de Duitsers bij Zutphen en het Twentekanaal was de Canadese opmars tot staan gekomen en moesten pas op de plaats maken. Op de 2e april werd de zware artillerie bij o.a. Waggelink en Steenkamp, de enk bij Vorden en het zwembad, in stelling gebracht en werd met knallende donders het vuur op Zutphen geopend.
’s Avonds was de hemel rood gekleurd van de vele branden in en rond Zutphen en richting Harfsen. Ondanks alle leed stonden we op de drempel van de naoorlogse tijd.

[i]Met dank aan de tekstschrijver van dit stuk uit Linde in de Draaimölle[/i]