Hetty Site

De doos

Juffr. Ouwenaller samen met opoe en opa Eggink op de fiets. Ik denk zelfs dat ze samen een bezoek brengen aan het kerkhof in Barchem.

[i]Heel bijzonder is de doos die bij tante Jo stond met allemaal condoleance brieven en foto’s en herinneringen aan zus Dina. Zelfs de linten zijn bewaard. Je snapt niet hoe opa en opoe Eggink , maar ook Dina zelf zoveel vrienden hadden die reageerden. Ik kwam zelfs een kort briefje tegen van de moeder van oom Sjoerd Aartsen. Maar ook namen uit alle streken van Nederland. Ik vroeg Joop er naar. Die vertelde dat bv de fa Ritro bestond uit twee families waar opa niet alleen radio onderdelen bestelde maar ook een vriendschappelijke relatie mee onderhield. Later werd de onderneming gesplitst in de fa Richers- van de frisdranken en Troost, inderdaad nog van die radio onderdelen. Ook juffr Ouwenaller was een grote vriendin van de familie. Ze was de directrice van de Rekkense Inrichtingen en de pleegkinderen die regelmatig bij de fam. Eggink waren en bij Hendrik en Dika Kettelarij kwamen ook via haar. Zij was het die voor de steen op het graf van Dina heeft gezorgd. Volgens Joop was Dina anders dan de anderen, meer bezig met levensvragen, helemaal in de lijn van opa. Ik ga jullie niet alle brieven laten zien, maar enkele bijzondere lijken me wel de moeite waard. Deze schreef ze vlak na de begrafenis.[/i]

Amsterdam,
Roggeveenstraat 8.
7 april ‘38

Lees dit als u beiden alleen bent

Lieve Vrienden
Mag ik even bij u binnenkomen?
Ik zie u zitten in de keuken; de kinderen naar bed en iedereen weg.
En nu zit u daar samen met uw grote innige verdriet en toch is het alsof Dien bij u is; en u met z’n drieën bent. En nu kunt u praten en wenen, want er zijn woorden en tranen te over. U kunt nu helemaal uzelf zijn, ongestoord. Alle mensen zijn nu weg. Oh, ik weet hoe goed ze het menen, maar toch krassen ze je op de ziel. Dat kunnen ze weer niet helpen; ze hebben weer een andere geest; er is zo weinig zielengemeenschap; naast al het goede het uitstekend bedoelde.
Maar nu is het stil. Ik kon vanmiddag niets zeggen. Ik voel mij dan zo klein, stil en vol. En ik ken dan zo het gevoel van weg te willen.
Weten vader en moeder Eggink dat Dien daar heel mooi ligt; dat was het eerste wat ik zag en waar mijn oog steeds weer heen ging. O die beuk, waar dat lieve kind onder ligt. Wat een boom. En ik zag aan die boom twee dingen die mij troffen. Hij is hoog, hij is ver boven de aarde uitgegroeid; hij wijst naar boven; Dien zegt daarmede: “Hier beneden is het niet”. En het tweede is de wijd uitgebreide takken die haar beschermen tegen het ruwe weer en zegenend haar wijde takken ( armen) over haar uitstrekken. Ligt zij zo niet wel bewaard onder die grote trouwe beuk? Zegenend en omhoog wijzend:”Nee hier beneden is het niet”. Ach wat zou je elkaar dan veel te zeggen hebben, je zou door kunnen praten, uitwisselen met elkander.
Wat mij onder het terugfietsen steeds naar boven kwam en waarvoor ik zo dankbaar ben dat het destijds voor mij bewaard is, is dit:
Ver van de werkelijkheid voelt zich mijn wille
Heilig en stille
Eén met de Vader in vreugd’ en in smart
Ver van de werkelijkheid voel ik mijn zorgen
Eeuwig geborgen
Aan Zijn ontfermend en liefdevol hart.
En in het dromenland van mijn visioenen
Zie ik miljoenen
Die hier zo eenzaam en droef zijn geweest
Eenmaal in het Vaderland juichende leven
Werken en streven
Als nieuwe mensen in het rijk van de geest.

En dat kwam altijd weer boven bij mij.
Aan troost bent u niet toe; u moet eerst één zijn en worden met dit leed; eerst moet het rijp worden. Is het zo niet?
Ik ben van zaterdag voor Pasen tot maandagavond in “De Konijnenbult” in Vorden. En ik ben alleen. Moeilijk is het zulk een dag af te sluiten; je wilt hem vast houden; hij mag geen verleden worden.
De avondrust met u beiden zal u goed doen. Stilte, geen geluid, en Dien, dat heel bijzondere kind om, voor en over u heen. Denk daar veel aan.
Dit alles kon ik u niet zeggen. Het is al heel laat, maar dit moest mij nog van het hart.
En ik leg mij te ruste en ik zie het kerkhof; het open graf, vader en moeder Eggink en de beuk, omhoog wijzend, beveiligend en zegenend. En ik weet Dien is er volkomen veilig.
Dag lieve vrienden,
Mijn beste groeten, als steeds uw vriendin,
C S van Ouwenaller