Hetty Site

Donder en bliksem…

Een foto uit april 1932, toen opa op weg was naar Herman en erg onder de indruk was van de zee, hoewel is het hier niet zo ruig als in zijn beschrijving.

[i]Deze brief van opa aan de fam. Voortman moet ergens in 1963 zijn geweest. Toen lag broer Henk in het ziekenhuis met blindedarmontsteking. Ja… en pa ging aan het combinen. Later zou hij samen met Jimmink zelf een combine kopen en ook bij anderen gaan combinen.[/i]

Van huis, zaterdagnamiddag.

Dag allemaal,

Niks te doen, donder en bliksem om je heen, wat maakt dat toch rustig, hetzelfde beleefde ik toen ik naar Herman ging. Op een boze dag toen de zee zo te keer ging, dat woedende om je heen dat spektakel. Zo af en toe een hoge rug met wat schuim, als die dan tegen de kant aan kwam dan trilde ze toch wel even. Het neemt je mee, je denkt nergens aan en aan alle kanten hetzelfde gespook. Ik kan dat niet uitleggen.
Maar nu schijnt de zon al weer, zie ik.
Van voormiddag nog naar Vorden geweest en weerom bij De Jager aan gegaan. Ik had Bartje dat heerlijke boek [i]Don Camillo in Rusland[/i] nogal aangeprezen en toen ik thuis was ging ik er naar zoeken maar kon het niet vinden tot Jantje mijn geheugen opfriste en me herinnerde dat ik het Hanna had meegegeven. Ja, toen wist ik het net zo goed als Jantje.. Maar .. neem er de tijd maar voor. Later zien we mekaar en dat boek wel weer.
Jan belde gisteren mijn zuster Hanna nog op hoe het met Gradus was. Wel, hij zou wat hebben aan de schildklier waar ze in Zutphen niks aan konden doen en was nu naar Groningen gestuurd. Dus schijnen ze aan hem wel wat te kunnen doen. Dat had ik niet verwacht. Het is toch mooi dat de dokters tegenwoordig alles doen wat mogelijk is om een leven zo lang mogelijk te verlengen. Maar nu kunnen ze er elke dag niet heen kleppen, dunkt mij.
Jan praat nog elke dag over Luxemburg dat het daar zo mooi is, maar Bartje zegt als je het vaker ziet dan valt je dat niet meer zo op. Ja zo is het hier ook met de stadsmensen. Ze kunnen het eerst niet op zo mooi het hier is, maar zien wij dat zelf ook wel? Kun je begrijpen!
Ik zag daar net op de televisie hoe een plant groeit. Dan wordt om de 20 minuten automatisch een foto genomen en dan versneld afgedraaid. Je bent een en al verbazing. Dat was binnenshuis op genomen en toch zie je de blaadjes niet bewegen. Eerst zend een eikel de worteltjes uit naar alle kanten, dan komt er een knopje, het richt zich op en wordt zienderogen langer, er komen blaadjes aan, je ziet ze komen. Zoals bij een klimplant, een boon, zie je hoe een rank zich om een stok heen wringt. Het lijkt even op een slang, en dan tasten en zoeken naar houvast, het lijkt een levend wezen te zijn. Dit laatste zag ik jaren geleden in de bioscoop. Het is haast griezelig om te zien.
Emerson zegt: De natuur is overal schoon, maar waarom is zij dat? Omdat ieder ding op zichzelf volmaakt is. Sommige natuuronderzoekers die echt ongelovig begonnen, komen soms langs die weg tot erkenning van de aanwezigheid van de Godheid, maar alleen zij die zich open stellen. Het zijn altijd de doorzetters, ze komen alle op een punt dat ze moeten erkennen: dit is niet te verklaren langs geleidelijke ontwikkeling, hier is een ingreep van wat wij noemen: God.
Als we zodoende weten dat we omringd zijn van de goddelijke energieën, waarom dan haast gemaakt, we zijn veilig, bij voorspoed en evenzo veilig bij ongelukken. Boschma dichtte hiervan:
Als ook de laatste orkaan mijn vaartuig gans verteer,
Dan zink ik toch in ’t diepst van Uwe Liefde neer….
Ik ben het schip, Gij zijt de zee, o Heer!

Dag allen, Johan

Zondagavond
Nog maar een blaadje erbij. Nee Gradus is nog in Zutphen, dat had ik weer niet goed gehoord.
Wij zijn er nog heen geweest, hij is inderdaad botmager, maar had toch iets meer kleur op zijn gezicht. Hij denkt wel nog een keer naar Groningen te gaan, maar ik weet niet wat ik er van zeggen moet, hij is ook zo kortademig.
Hein van de Boomgaard met Hetty en Johan troffen we ook nog. Die Henky is geopereeerd aan de blinde darm en zal achter in de week wel weer thuis komen denk ik.
En toen we straks achter de boterham zaten, kwamen daar waarachtig Heintje en Koos achter de deur heen. Jonges, zo’n onverwachte visite, dat is toch je ware. Als je ’t vooruit weet heb je de pret al half op. Wel verder was daar alles best.
Gisteravond regende het ook al, nu kan ik morgen koolplanten poten op dat stukje dat ik omgespaad heb, waar die erwten stonden, Hanna weet dat nog wel. En dan morgen komt Chrisje van het Koeslagsbos ’s namiddags en zeg nou zelf… dan kan ik toch niet aan het werk blijven.
Dus morgen al weer gedekt..
Zeg Hein van de Boomgaard laat een maaidorser komen, dan is hij er vlug af. Ja dat klopt wel, maar van Jantje haar vader hoorde, is dat ook nog niet wat je noemt. Nu weet ik dan echt niks meer.
Het gaat u allen bijzonder, Johan

Donder en Bliksem

Bij Fred en Gera in Canada. Een hagelstorm met onweer vernielt een groot deel van de oogst. Gera ziet het dichterbij komen.

Het onweert er wat af deze zomer. Net middenin een onweersbui komt iemand van Drukkerij Joci de eerste boekjes brengen. Vlug maak ik er bij 5 een belletje aan en die brengen Wim en ik gelijk naar de post. Ze zijn bedoeld voor Poes Pas! Wat een gedonder en hoosbuien hier in Emmen. In de auto zit je in elk geval veilig.
Onze opoe was geen held bij onweer. Bij de eerste bliksemschicht werden we allemaal uit bed gehaald. Dan moesten de kleren aan. Ja ook de jassen! Want als het insloeg, moest je ogenblikkelijk naar buiten kunnen. De petroleumlamp werd klaargezet. Op “De Haar” was alleen gas en petroleum, maar toen we in Linde woonden was er wel electriciteit. En het sloeg wel eens op de electriciteitsdraad en dan was alles uit. Verder mochten we van opoe niet bij het raam komen, niet bij een stopcontact zitten en ook niet onder de lamp. Er kon toch wel eens een vuurbal uitkomen! Bij iedere klap zei ze : “O, foi toch, o foi toch!” En als het heel erg te keer ging:”O gut mien hale”. Wanneer het gerommel wat minder werd gingen pa en opa buiten kijken. Dan had ze het helemaal niet meer van ellende.”Johan, hier blieven. ’t Is nog lange niet vot!”
Geen wonder dat Diny die angst heeft overgenomen. Wij sliepen samen in één bed en wanneer er heel in de verte iets rommelde, stond ze er al naast. “Hetty, d’r uut…onweer!” Maar ik was een vaste slaper en bleef altijd nog een tijdje liggen tot het menens was.
Wim had een oom, ome Dieks. Die was bij onweer ook niet uit bed te krijgen. Die bleef er gewoon in ondanks de smeekbeden van tante Marie. Hij zei altijd:”Ik hebbe nog nooit eheurd dat ‘r iene in bedde dood eslagen is”.
Vorig jaar augustus werden we toch wel weer met de neus op het gevaar van onweer gedrukt. Het sloeg totaal onverwacht in op de begraafplaats in Vorden, toen een oom van me begraven werd . Het muziekcorps, waar ome Gert altijd lid van was geweest stond klaar om “ Veilig in Jezus’armen” te spelen na de plechtigheid, en werd getroffen. Het was een vreselijke harde knal. Ik zal nooit die verwarde groep mensen en koperen instrumenten vergeten die daar onder de boom lag. Eén voor één krabbelden ze weer overeind, maar vijf van hen bleven liggen. Er werd gelijk gevraagd om hulp bij het reanimeren. Wim kwam in actie en hielp reanimeren. Ik stond verstijfd en Diny was er als een speer vandoor. Uiteindelijk bleken twee mensen het niet overleefd te hebben. Er werd voor goede opvang gezorgd en er werd gewezen op Slachtofferhulp. Deze gebeurtenis vergeten we niet gauw. Wim was ook gewend om bij onweer buiten te gaan kijken. Nu niet meer…………