Hetty Site

Opa’s reis 5 Quebeck- Melvin

Vanaf Quebeck- bij de Q rechts onder in Canada- gaat de reis via Toronto en Chicago naar Melvin- zo ongeveer bij het kruisje- in Iowa.

Namiddag 5 uur
Terwijl ik hier in de smokingroom zit komt daar een man, een vrouw en een jongen bij mij zitten. De man is vol goede moed, de vrouw erg zwaarmoedig en de jongen ziet ook nog wel kans. De man lijkt nogal op van Heuvelen (Netty’s vader, die in 1928 met Herman naar Holland kwam om o.a. z’n Friese familie op te zoeken), ook een bril op… alleen een beetje dikker. Er zijn ook nog wel wat loslopende kerels onder de passagiers, maar van de meeste kan ik al wel een huisgezin vormen. Zo te zien zijn ze allen uit de gegoede stand. Heel wat, vooral bij de vrouwen, zie je met een hoop goud in de mond.
Het komt me overigens goed van pas dat ik niet erg op conversatie gesteld ben. Ik laat de Engelsen maar praten, het bevalt me best zo. Misschien dat ik er meer van snap als ik in de herfst terugkom, maar het laat me toch ook koud.

2 mei- Koud weer aan dek; je zou haast denken dat die schuimkoppen van sneeuw zijn.
Het land dat we gisteren zagen, zijn we kwijt. Toch wordt het huiselijker op het water. Je ziet boten en straks zag ik een soort sliet drijven zoals wij midden door de varkenshokken hebben, maar ik geloof toch niet dat het daarvan was.
Ik stond net nog op het dek een Fransman op de kaart aan te wijzen waar we nu waren en waar ik heen ging. Nu, daar had hij respect voor. Ik denk zelf als het met de boot moest gebeuren, dan zou ik nog wel een weekje voor de boeg hebben. Hoewel…. Ik deed dat liever; op zee verveel ik me blijkbaar nooit.

Maandagmorgen 3 mei 7 uur.
Voor ’t laatst nog even aan dek. De manschappen zijn druk met het in orde maken van al die hijskranen, lieren en een hoop touwwerk en schijven als hierbij te pas komen. Bij dit soort werk moet je wel met touwen kunnen omgaan. Het water lijkt hier niet meer groen, maar vuilgeel.
We zijn nu dadelijk in Quebeck. Aan boord heerst weer dezelfde koorts al in het Londen Hotel. Niemand kan meer zitten. Ik ook niet. De boot mindert vaart. Onze koffers zijn al weer op een hoop gesleept net als in Gravesend en in het Cunardhotel om straks zo vlug mogelijk te kunnen vertransporteren.
Quebeck station, visitatie op koffers na.
In de trein. ‘k Zag daarnet tegen een muur nog een hoop sneeuw liggen, nu verlaten we Quebeck.
Montreal 8.15 ’s avonds. Een dorre wereld. Hier moet ik 4 uur wachten tot 10.50 voor ik verder kan richting Chicago
Ik zit in de wachtkamer van het station. Geen dominee die deze ruimte bepreken kan. In Quebeck waren de zalen en ruimten die ik doormoest voor de Amerikaanse visitatie ook gewoon ontzettend. Mijn koffers zijn niet gevisiteerd omdat ik doorging naar de United States, dat komt zeker nog.

4 mei Toronto 8 uur
Vannacht heb ik niet veel geslapen. Ik kan elk uur weten dat ik het zuiden inga. De boeren zijn hoe langer hoe verder met het werk. Een potige wereld hier, allemaal bulten en gaten, maar de boeren nemen het zoals het is.
Sarsina- middag. Eindelijk heb ik de laatste controle achter de rug. Ik was de enigste van de boot die naar de Verenigde Staten wilde en ook de enigste Hollander. Wat zijn die Amerikanen secuur. Nog een uur of 5 ..6 dan ben ik in Chicago
2 uur Flint, 20 min. Voor 4 Lansing. Nog 220 mijl en ik ben in Chicago
8.30 Chicago. Ik wist dat ik hier een speciale omnibus moest nemen van het Ooster- naar het Wester-station. Dat leek me niet zo eenvoudig, maar dat viel ook weer mee. Er kwam een beambte van die busonderneming in de trein vóór Chicago om te zien of er reizigers waren die naar het westen door moesten en zo kwam ik, en allen die door wilden, in goed gezelschap.

En zo zit ik dan weer in zo’n ontzaglijke ruimte die wachtkamer moet heten, net als gisteravond in Montreal. Maar het is hier toch zó mooi. De vloeroppervlakte schat ik op 60 x 40 m. Er is een marmeren vloer waar negers gehoorzaam mee aan het dweilen zijn, en een gewelfd glazen dak Toch moeten nu de 6 glazen lampen voor licht zorgen die ongeveer 30 m boven de begane grond hangen.
Ik vraag een neger of dat de trein naar het westen is die zojuist door een luidspreker wordt afgeroepen. Ja, dat had ik goed; hij wekt mij hem te volgen. Het is buiten niet erg verlicht, maar ik volg dat zwartje maar die de zwaarste koffer ook nog voor me draagt. Eindelijk komen we bij de trein. Hij gooit de deur open en beduidt mij plaats te nemen en stelt zich meteen in de postuur voor een fooi. Ik zoek een halve dollar en daar is die drommel blij mee. Dan in de nacht zijn we weg gestoomd. Ik maak mijn opklapbed in orde- een vernuftige combinatie van twee banken- en probeer te slapen. Dat lukte zo goed dat ik een uur of 4 later door de conducteur wakker werd geschud. Ik moest overstappen en toen ging het de hele nacht het noorden in, steeds langs een rivier. In mijn wagen zat niets dan ik en een jongeman uit Noorwegen. Hij vertelde mij dat hij ’s winters in Chicago werkte en zomers in Marquieto.
We hebben elkaar wat taal geleerd, over en weer, Hollands en Noors. Maar we kwamen niet ver; onverwacht waren we in Marquieto. Daar stapte hij uit en ging mijn trein verder in westelijke richting. Ik kwam daar door een heel schilderachtig landschap. Er kronkelden bergbeekjes met zulk helder water dat ik de kiezelsteentjes op de bodem kon zien. Het leek wel een stukje Zwitserland. Zo kom ik in Spencer. Ik dacht dat ik hier een kaartje kon nemen naar melvin, maar ik kon niet verder gaan dan Hartly, 12 mijl van Melvin. Net toen ik daar op het perron overwoog een auto te proberen zei de hoofdconducteur van de trein die nog niet weg was tegen mij:”Ginds loopt een Hollander, vraag die maar.” Ik zeg tegen die man:”Ik moet op de één of andere manier in Melvin zien te komen. “O”, zegt hij”dat kan best. Ginder staat de auto die de mail voor Melvin ophaalt. Die kan u wel meenemen.” Nu dat ging en, omdat ook die man een Hollander was, kwamen we in gesprek.Hij vroeg me waar ik heen moest. Wel, ik vertel het hem. Dan draait hij ergens bij een farm de yard op en spreekt daar met de vrouw des huizes, blijkbaar over mij. Hij vraagt:”Uw zoon heeft toch zeker wel een fone?” Ik zeg:”Ja, dat heeft hij wel”. Toen foonde die vrouw Herman op dat zijn vader onderweg was. Even later komt ze buiten en zegt:”Ik heb Herman-(spreek uit : Heurmen, net als in freule)- niet gesproken, maar een buurman waar Herman ook was. Ze wilden ons dadelijk tegemoet komen. We hadden niet ver te rijden, toen Herman met buurman z’n auto ons tegenkwam mèt Netty en Harold bij zich en zo gingen we samen gelukkig naar de jongen z’n buurman. Daar stond Herman z’n car en zo waren we spoedig thuis. Het was de 4e mei 1932 om 4 uur.

===================================================================================

Monday morning 3e may– 7 o’clock
Just one moment on deck, for the last time. The men are busy with the loading cranes, hurdy- girdles and a lot of ropes. In such a job you must be very good with ropes. The water is not longer green but dirty-yellow.
We almost are in Quebeck. On board you feel the same fever as I felt in the London Hotel. Nobody is sitting somewhere. Me too. The ship is declining speed.. Our suitcases are put together on a table again like in the Cunard Hotel and in Gravesend to transport them quickly when we arrive.

In the train.—
I just saw a lot of snow against a wall, now we are leaving Quebeck.
Montreal 8.15 in the evening. A barren world. I have to wait here for 4 hours until I can leave for Chicago, I’m in the waiting room of the station. No reverent who could preach in such a large space, just like here in Quebeck.

4e may Toronto 8 o’clock.
Last night I did not sleep well. I can see we are going south. Every hour I see the farmers are further with the land work. A robust world here, all lumps and holes, but the farmers take it for what it is.
Sarsina afternoon. At last the last control. I was the only one on the boat who wanted to go to America and also the only one who is Dutch. How precise are those Americans.
In about 5…6 hours I will be in Chicago.
2 o’clock Flint, 20 minutes to 4 Lansing. Again a 220 miles and I will be in Chicago.
8.30—Chicago
I knew I had to catch a special omnibus from east to the west station. It seemed to be difficult but it was easy. Someone from the bus company came by to ask if there might be anyone who had to go west. And so I and all the others got in good company.

And now I’m sitting again in such a huge space which is called waiting room, just as in Montreal last night. But here it is só beautiful. I think the floor is about 60x 40 m.
It’s a marble floor where black people obedient are washing those floors and there is an arched glass roof. Still 6 lamps of glass have to lighten it all, about 30 m. high.
I ask a black person if that’s just the train into the west they are speaking about through that speaker. Yes I was right ; he winked me to follow him. It’s rather dark outside, but I’m following that black man( opa: zwartje) who also is carrying my heaviest suitcase. At last we reach the train. He opens the door firmly and shows me my seat to sit down and is already standing in position to get the tip. I’m looking for half a dollar and that poor wretch was very delighted.
Than during the night we are steaming away to the west. I made my wall bed for the night, an ingenious combination of 2 benches and I tried to go to sleep. That succeeded so well that the conductor had to wake me up after 4 hours. I had to change and now I went north during the rest of the night, along a river all the time. In my coupé was only me and a Norwegian young man. He told me in wintertime he was working in Chicago and in summer in Marquieto. We teached each other a few words Dutch and Norsk. But the time was too short. There he stepped out and my train steamed further west. Than I passed a very scenic landscape. Mountainbrooklets were wounding there way. The water was so clear you could see the pebbles on the bottom. It seems me to be in Switzerland. So I arrived in Spencer. I hoped here to buy a ticket to Melvin, but I only could come until Hartly, 12 mile from Melvin. Just on that platform when I was thinking about what to do, the head conductor of the train who did not leave yet, said to me: ”That man you see over there is a Dutchman. Ask him what to do.”
I said to that man: ”I have to go to Melvin on what way ever. What is the best way to arrive there?” “O”, he said. “Over there you see the postman who brings the mail to Melvin. He can bring you over there. And so it happened and because of that postman was Dutch too we had a conversation. He asked me where I was going to and I told him. Than suddenly he stopped at a farm, spoke to the farmers wife about me. He asked : “Your son has a phone?” ”Yes, he has”.
Than the woman phoned to Herman that his father was coming. A moment later she came outside and said: ”I did not speak to Herman( speak Heurmen just like in freule), but to his neighbour. Herman was there. He would come to us directly. It was not too far as we saw Herman coming wìth Netty ànd Harold. So we went to the boys neighbour. Their stood Hermans car. And so we arrived home soon.
It was the 4e of may 1932.