Hetty Site

Opnieuw een poging….

[i]De Vordense Dorpsstraat in 1938. In de verte Bervo die met zijn motor een fiets en naaimachine wegbrengt.[/i]

“Het was niet altijd duidelijk of iemand verkeerde bedoelingen had. Soms moest je op je gevoel afgaan”, zo vertelde Henk Groot Enzerink in het boek Karel Overijssel. “Op een keer kwamen er twee onbekende mannen om fietsbanden bij Bervo in de werkplaats. Die zei stug dat hij die alleen op bonnen kon leveren en wat hij had was voor zijn eigen klanten. Daarop vond het tweetal dat hij maar eens een toontje lager moest gaan zingen want ze waren van de ondergrondse en dan zouden ze met de knokploeg wel eens alle voorradige banden kunnen meenemen….. Hierop liep vader Bervo dreigend op het tweetal toe:”Denk niet dat ik voor iets of iemand bang ben, niet voor jullie en ook niet voor de knokploeg of die nu van de Duitsers is of van de ondergrondse”.
Ze dropen af maar kwamen verscheidene keren terug om Henk te spreken. “Henk is er niet en ik weet ook niet waar hij zit”, zei vader steeds, maar een dag erop kreeg ik ze aan de telefoon en maakte toch een afspraak met ze, ondanks dat Bervo me voor ze gewaarschuwd had.
Toen ze kwamen was ik toch maar even naar mijn zus en zwager Schouten gegaan, die het even niet zo gemakkelijk hadden want die dag werd hun zoon Bert geboren.
Om half 11 belde moeder op:”Ze bunt ‘r, maor ik bun ’t met vader ens, ik vertrouwe ze niet. Weas toch veurzichtig!”
Ik waagde het er op om naar huis te gaan. Bij de deur van de werkplaats stond vader me op te wachten en zei ook :”Henk, ik vertrouwe dee luu niet, ze bunt van de verkeerde kante. En noe nog iets. Ik heb onze beide revolvers gelaajen. As ze oew iets doet wat mien niet ansteet, scheet ik ze allebeide dood en stoppe wie-j ze in de beerputte. Ie wet da’k doe wa’k zegge. Zo steet et d’r veur en niet anders!”
Ik stapte vanuit de winkel de kamer in en zag in één oogopslag dat vader gelijk had. Opnieuw verzekerden ze ons dat ze van de ondergrondse waren. Ze begonnen over een zekere Johnny de Droog en of ik wist of die wel echt van de ondergrondse zou zijn. Iemand had hun gezegd dat Henk van Vorden wel zou weten hoe het zat.
Ik stond met de rug naar de winkeldeur, keek ze strak aan en mijn rechterhand hield ik in mijn broekzak. Ik deed of ik een revolver in de hand had.
Ze noemden verschillende namen die hem zouden hebben genoemd. Ik zei:”Ik ken er geen één van en doe me een plezier… Doe de hele ondergrondse een genoegen en schiet die Johnny de Droog dan hartstikke dood, want dat heeft hij verdiend. Verder heb ik heen tijd meer, dus doe wat ik je gezegd heb”.
Ik liep langzaam achteruit, keek hen brutaal in de ogen, hield de rechterhand nog steeds in de broekzak. Ze liepen vlak voor me heen naar de winkeldeur naar buiten en bedankten me nog voor de goede raad… Ik staarde ze na en besefte dat ik door het oog van de naald gekropen was.

Na de oorlog werden we nog gebeld door de Politieke Opsporingsdienst uit Rotterdam. Ze wilden met iemand komen die het over mijn vader en mij had gehad. We herkenden hem als één van de S.D. ers. Ze hadden me indertijd moeten arresteren, maar hadden het niet gedurfd omdat ik een revolver in mijn hand hield in mijn broekzak. En dan was er ook nog die vader geweest, die ze voor geen cent vertrouwden, die ze tot alles in staat hadden geacht…..”