Hetty Site

Tactiek

[i]Johan met herder Juno, de eerste hond op De Boomgaard. Toen was er nog een ren met een hondehok. Juno was de waakhond, maar toch was hij voor ons erg lief.
Het eerste wat honden bij ons leerden was: pootje geven en je ziet het…

Opnieuw een verhaal uit de bundel van Harm Otten, weer een die over dieren gaat, een jeugdherinnering. [/i]

Tactiek.

Soms moet je problemen tactisch oplossen. Als je een meningsverschil met iemand hebt moet je zó krom praten dat diegene denkt gewonnen te hebben, maar jij weet beter.
Vroeger hadden we altijd honden op de boerderij, diverse soorten en maten. En allemaal liepen ze los, behalve Bello. Bello beet namelijk de kippen hun kop eraf en had zo z’n verdere carrière bepaald. Hij kwam aan de ketting. Zijn hok was een op z’n kant liggende regenton, die in evenwicht werd gehouden door een paar stukken puin. En hij had nog geluk gehad want voor hetzelfde knalde de jager voor een goeie sigaar een schot hagel door z’n kop.
Nee, kinderachtig waren ze vroeger niet!

Op een dag merkte ik dat Bello goed ziek was. Het arme dier had het Spaans benauwd.”Pa, de hond is ziek.” “O ja”, zei vader, “nou ik heb liever dat hij ziek is dan ik.” “Ja, maar moet de veearts dan niet komen?” “Nee hoor, als hij dood gaat kopen we gewoon weer een andere hond, dat is goedkoper.
Nee, kinderachtig waren ze vroeger niet.

Verdrietig liep ik naar Bello toe en propte wat stro en oude jutezakken in de regenton. Ik moest er toch niet aan denken dat hij dood zou gaan. Stiekem gaf ik hem zo nu en dan een aspirine, en gapte wat eten uit de keuken. Maar de hond werd hoe langer hoe zieker. En ’s avonds voor het slapen gaan vroeg ik op m’n kleine knietjes de grote Baas om hulp en beloofde dat als Bello weer beter werd, ik als dank mijn broertje zou offeren op de werkbank in de oude wagenschuur. Want ik had het verhaal van Abraham en Izak net gehoord op de Zondagsschool, jullie allen welbekend neem ik aan.
En onverwacht kwam het geluk. Er werd een koe ziek en de veearts moest komen. “Wat gaat dat grapje kosten?”, wilde vader weten. “Nou’, zei de veearts,’ik weet niet of het haalbaar is, want er moet nogal wat aan gebeuren.” Vader maakte de punt van het potlood nat en maakte een berekening achter op de sigarendoos, het lot van het arme dier was bezegeld. “Laat ze er maar worst van maken”, zei vader.
Nee, kinderachtig waren ze vroeger niet.

De veearts kon z’n spullen inpakken en vader ging op de fiets naar een boer met telefoon, om de noodslachter te bellen en een vee-auto te regelen. Ja, en toen heb ik op tienjarige leeftijd voor het eerst tactisch iets opgelost.
Met een huilend gezicht ben ik bij Bello gaan zitten, toen de veearts naar z’n auto liep. “Zo jongen, wat een mooie hond heb je daar.” “Ja meneer, maar hij gaat dood, want hij is ziek en m’n vader wil de veearts er niet naar laten kijken, omdat dat te duur is,” “Och’, zei de man, ‘wat jammer nou”, en hij deed zijn autodeur open. Zie je nou wel, dacht ik, nou gaat die vent er mooi vandoor, het interesseert grote mensen totaal niet. Maar de man kwam terug en ging Bello onderzoeken. “Ik zal hem een beste spuit geven’, zei hij, ’en hier heb je twintig tabletjes, daar moet je hem er iedere dag één van geven. O, ja… en niets tegen je vader zeggen hoor!”
Na een week was Bello weer aardig de oude, maar ik ben vergeten m’n broertje te offeren. Vroeger was het echt niet allemaal rozengeur en maneschijn. Dan is het tegenwoordig aardig beter. Toch…?
[i]wordt vervolgd[/i].