Derde van rechts Jan Breukink naast zijn broers, links zusje Joke. En verder ons aller ome Jaap met Wim en nichtjes Carin en Janneke Aartsen. Het middelpunt is onze geit Heidi, een nieuwe aanwinst. We hadden net de film Heidi en Peter gezien, een onderdeel van onze culturele ontwikkeling, vandaar de naam.
Bij het lezen van oude verhalen moet ik meteen denken aan de veeartsen die in geval van nood opgeroepen werden. Bij het roodbonte Rijn- Maas- en IJsselvee , een soort die geschikt was voor de melk maar ook goed vetgemest kon worden, gingen de bevallingen niet altijd zo gemakkelijk. Eerst werden wij als huisgenoten ingeschakeld om te helpen trekken. Dat was ik en later ook Diny. Hielp dat niet, werden de buren geroepen: Derk Lettink en Gert Mombarg. Maar soms kregen ze het niet voor elkaar en moest de veearts ingeschakeld worden. Dat was minder, soms kwam een kalf er in stukken af. Daar wil je niet bij zijn. Een drama was dat. Ik weet van twee veeartsen die bij ons kwamen. Dat waren Toorneman en Wegchelaar. Ik herinner me Toorneman die met z’n instappertjes achter de koeien stond. Die was er niet echt op gekleed, zal ik maar zeggen. Ik meen ook dat hij meer met paarden op had. Later kwam vaak Wegchelaar, een vrolijk typje met z’n grote Citroën met veersysteem, de snoek.. Dat zal wel gemakkelijk zijn geweest in de zandwegen achteraf, want ook de Berkendiek, nu Lieferinkweg, was enkel zand in die tijd. Hij werd door moeder Coba in haar hart gesloten toen hij onze grote kamer bewonderde na de verbouwing. ‘Een rijke kamer’ noemde hij de nieuwe voorkamer die ontstaan was door de gang tussen slaapkamer en voorkamertje weg te breken. Wat minder vond ze zijn vrijpostigheid. Als ze niet snel genoeg was met het aanreiken van een schone handdoek deed hij zelf een greep in het keukenkastje en merkte dan op: ’Nog niet aan wasdag toe?’
Ik wist toen natuurlijk nog niet dat onze buurjongen Jan Breukink zelf later dierenarts zou worden in Vorden. Tja…. toen was ik al verdwenen uit Vorden.