Hetty Site

Twee vrienden – 8 – In 1935 op de motor naar Schotland

Clapsham
Langs een smalle bergweg kwamen we tot dichtbij Clapsham waar we een groot bord zagen staan: ‘Big Cave Clapsham 3,5 mijl’. Onze liefde voor grotten was zo groot dat we meteen stopten. Zes jonge dames zaten met hun benen bungelend boven een ravijn op een rotswand. Zij wisten te vertellen dat we die cave zeker moesten gaan zien. De gids alleen al was het bekijken waard, zo verzekerden ze ons. We moesten maar niet met de motor gaan, zeiden ze, maar dat deden we toch Het bleek inderdaad een moeilijk pad bergop te zijn met gevaarlijke bochten en hier en daar een gaten in het pad. Knoestige boomwortels en verspreid liggende rotsblokken maakten het rijden nog lastiger. Tenslotte bereikten we na een half uur een weiland met een kleine haveloze boerderij . We klopten aan en vroegen de vriendelijke vrouw naar de beroemde grot die hier ergens moest wezen. ‘Aah, you want to go tot he Clapsham’s Cave’en raadde ons aan de motor hier te laten staan en onder in de vallei naar de grot te gaan met zijn zonderlinge gids. We volgden haar raad op en daalden de diepe vallei af. Nog steeds zagen we niets wat op een grot leek, alleen een houten keetje dat een geheel leek te vormen met de rots. Er vloog een grote raaf krassend boven ons toen we het keetje naderden. We klopten op de deur en hoorden een dof gebrom als antwoord.
We keken elkaar vragend aan. Welk avontuur stond ons hier te wachten? Sjoerd greep naar zijn mes en ik had de bahco sleutel al in de hand. Toen ging de deur open en er verscheen een man die heel geschikt leek om dapperder mannen dan wij ontzag in te boezemen. De man was lang en fors gebouwd, had zandkleurig dun haar en een lange zilverwitte baard. Zijn gezicht had de kleur van grijze biksteen. Zijn handen waren lang, mager en ruw behaard en zijn gezicht en hals hadden diepe rimpels. Hij kon wel 100 jaar zijn. Het doffe gebrom dat we hadden gehoord kwam van een wolfshond die echter in een hoek kroop toen de baas hem dat zei. Er vloog een grote ransuil over onze hoofden. We vroegen bedeesd of we de grot mochten zien. Mochten we denken dat deze man aan het eind van zijn leven was, hij vroeg een buitensporig hoge prijs voor het bezichtigen van de grot. We waren hier nu eenmaal en moesten wel toegeven. We volgden de zonderlinge oude man naar de ingang van de grot op de voet gevolgd door de wolfshond. We daalden af in een donkere gang waar zich een nis bevond. Onze gids, spaarzaam met woorden, gaf ons elk een toorts die in een of andere een brandbare stof gedrenkt was. Zelf hing hij een dievenlantaarn op zijn borst en beval ons voorzichtig hem te volgen om niet in een diepte te storten. Hij vertelde ons telkens wanneer we ons moesten bukken vanwege de aparte rotsformaties die van de zoldering van de grot naar beneden hingen, een druipsteen grot. Nu volgden we onze gids diep onder de grond. Al donkerder werd het in deze rots gangen en onze gids zweeg als het graf. Soms voelden we iets geheimzinnigs tegen onze benen drukken wat we angstig vonden, maar toen we goed keken en bijlichtten met de toorts zagen we de zwartharige hond naast of achter ons sluipen.
Opeens greep Sjoerd me bij de arm Het waren niet alleen de geheimzinnige de geheimzinnige geluiden in het binnenste van deze rots die ons angst inboezemden. Met zijn uitgedoofde fakkel wees Sjoerd me zwijgend naar.. ja wat was het? Waren het een paar gloeiende kolen die hier lagen of waren het de fonkelende ogen van een of ander monster die zich hier ophield en ons onheilspellend aankeek. Sjoerd greep alweer naar zijn mes en ik had de sleutel al in mijn hand. Ineens verdwenen de vuurballen en hoorden we een geheimzinnig fladderen. Nu begrepen we dat het de ransuil was die we straks hadden gezien en ons ongemerkt was nagevlogen om zijn meester gezelschap te houden. Nu waren we gerustgesteld en volgden de oude op de voet Nu kregen we zonderlinge druipsteenformaties te zien, een ontzaglijk grote koffiekan, een hoofddeksel van een jockey, een kop van een zaagvis, olifantspoten met slurf, een bijenkorf. Terwijl wij nog veel meer wonderlijke dingen zagen in deze druipsteen grot vertelde de gids dat zijn grootvader meer dan 125 jaar geleden deze grot had ontdekt en zich vertrouwd had gemaakt met alle gangen om het ook aan publiek te kunnen laten zien. Later had hij dit werk van zijn vader voortgezet en deed dit nu al 50 jaar. Na een tocht van een uur kwamen we weer in de buitenlucht. Onze gids vroeg ons het boek in te zien en ook onze handtekeningen er bij te zetten. Duizenden handtekeningen van veel groten der aarde uit alle windstreken stonden er in , Japan, China, Australië, Congo en zelfs ontdekten we de naam van Witte Beer, een beroemde roodhuid uit Alaska, maar ook van twee Hollanders die hier 4 jaar geleden waren.
Ik had nog alle tijd maar Sjoerd porde mij aan, hij werd door de muskieten aangevallen die er in en om de hut waren en gek bleken op het bloed van Sjoerd. De oude met zijn perkamenten huid scheen er niet de minste last van te hebben. Onverstoorbaar kalm verkocht hij ons tegen een hoge prijs wat ansichten van het binnenste van de grot.
Hierna gaf hij ons een hand en na een laatste blik op de ransuil en de zwarte wolfshond, vertrokken we om onze reis voort te zetten Het was nog 40 mijlen van Leeds waar we in het gebouw van de YMCA de nacht hoopten door te brengen. Tegen 11 uur ’s avonds stonden we midden in de fabrieksstad Leeds en wezen ze ons de weg naar Woodsley House, ons hotel, waar we vriendelijk werden ontvangen. Er zou nog een Hollander logeren, vertelden ze.
Die nacht sliepen we als rozen, dromend over wat de dag van morgen ons zou brengen.