Hetty Site

Verandering op komst?

Ik kom net van achter de krant vandaan. Het Dagblad van het Noorden meldt dat ze gaan stimuleren dat landbouw- en veeboeren weer samen zouden moeten werken, 3 landbouw boeren en één veehouder. De mest van het vee kan op het land van de landbouwers gebruikt worden en kunstmest zou niet meer of veel minder nodig zijn. En dan zouden er stroken met natuur tussen de landerijen geformeerd worden. De bodem van Nederland raakt uitgeput met die intensieve landbouw en veeteelt. Er zouden meer soorten geteeld moeten worden. Als ik naar het land van onze buurman kijk zie ik al jaren alleen aardappels. Er wordt elke week of 2 weken gespoten met van alles, tegen aardappelziekte en onkruid en op het laatst iets om het loof te laten afsterven. Ik dacht eigenlijk dat je door om de 4 jaar aardappels op hetzelfde stuk land te poten geen aardappelziekte meer kreeg.
Buurman Lettink naast de Boomgaard was wat dat betreft al vooruitstrevend, die verbouwde ook maggi planten. Het gevolg was wel dat de hele familie op de knieën aan het wieden moest.
Hoe lang is het nog maar geleden dat de meeste boeren zelf een gemengd bedrijf hadden. In elk geval mijn hele jeugd door. Ik denk dat in 1972 op De Boomgaard de plannen voor de melkstal ontstonden en pa ook meeging in het uitbreiden van de veestapel. in plaats van 10 koetjes op een rijtje op de deel werden het er 60 of meer in de melkstal.
Daarvoor werd de melk, de eieren en het graan werd opgehaald of afgeleverd bij de ‘Botterfabriek’ en de ‘Mölle’.
Voor de varkens die aan de goede maat waren kwam de veehandelaar van de GOS. De biggen werden geboren in de eigen varkensstal en bleven tot ze genoeg gewicht hadden. De hele familie had een taak. Opa deed de kippen en zorgde voor de waterbakken van de koeien. Mama deed de kalfjes en het voeren van de varkens. Opoe deed ‘de pot’, ze kon heerlijk koken. Dat had ze geleerd toen ze jong was en bij rijke lui diende zoals de meeste meisjes in die tijd. Als kinderen hadden we ook onze taken. Het aanjagen van de koe die naar de bolle moest, het biggen vangen, even droog wrijven en in een kist doen tot de bevalling achter de rug was. Aorne gaarn op het roggeland, het ‘angooien’ van de garven in de schuur, helpen knollen plukken in de herfst en coloradokevers vangen op de aardappels, hooi opperen als er regen in de lucht zat en helpen bij het binnenhalen van de oogst. En verder veel kleine karweitjes. Met een boek in een hoekje van de keuken zitten liep meestal af met de opmerking: ’He-j niks anders te doen?’ Lezen was meer werk voor de zondag.
Een boerderij was toen een familiebedrijf en ik goede herinneringen aan het feit dat ik zo op mocht groeien, dicht bij de natuur. Maar ik weet ook dat dit op die manier nooit meer terug zal komen.
Ik herinner me de bloeiende slootkanten en aan de weg groeide nog heide tussen de berkenbomen. Later werden het wilgen, meer geschikt voor de klompenmakerij. Alleen gunde pa zichzelf een paar rode beuken aan weerskanten van de oprit naar de boerderij.
Tja… zo kom je aan het mijmeren als je zo’n artikel in de krant leest.

Foto: Pa haalt met Vurose een wagen met rogge van het land.