Nog een toegift uit het schriftje van opa Hendrik van de Jaeger.
Al te gedienstig
Niet ver van Arnhems dreven
Aan ‘d oever van de Rijn
Ligt tussen ’t groen verscholen
Een dorpje lief en klein
Dit dorpje heeft een plekje
Door velen zeer bemind
Het bood een laatste ruste
Zo menig lieve vriend
Ik ging er eenmaal henen
Nog vol van levenslust
Mij kwelde geen begeren
Nog naar die zoete rust
Ik vond het hek gesloten
En bleef er peinzend staan
Totdat des gravers sleutel
De poort deed opengaan
Ik liep langs vele graven
Met bloemen rijk bestrooid
En waar de ranke klimop
Den grijzen deksteen tooit
En ’t werd mij bang om ’t harte
Bij zoveel somberheid
Op ’t droeve doodse plekje
Door tranen week geschreid
Ik leefde ’t blijde leven
En kende zorg noch nood
En vlood met rappe schreden
Deez’ akker van den dood.
Aan ’t hek stond reeds den graver
Hij had mijn komst verbeid
En wachtte wis vergoeding
Voor zijn gedienstigheid.
Verruimd geef ik mijn tolgeld
Maar tril gelijk een veer
Als ik buigend hem hoor grijnzen
‘k Bin tot je dienst menheer
Foto: Algemene Begraafplaats Vorden…