Hetty Site

De Vèrkentoren

In het Voerman Museum hangt dit schilderij van grote historische waarde. Het is geschilderd door Peter Snayers uit Antwerpen in 1629 en laat het Spaanse aanvalsregiment onder bevel van graaf Salazar zien. Op de achtergrond zie je de Grote kerk en de burcht de Dikke Tinne. De aanval op de poort mislukte, misschien wel zoals onderstaande legende vertelt, en de troepen trokken zich plunderend terug.

De Hattemer toren richting Hoenwaard heeft nòg een naam: de Vèrkentoren met de klemtoon op de eerste lettergreep en niet van het woord verkèn dat van het werkwoord verkennen komt. Het komt van het woord varken, knorremans, die in de Middeleeuwen vrij rondliep in het stadje en z’n kostje daar op kon scharrelen.
Als klein maar strategisch gelegen vestingstadje was Hattem in vroeger eeuwen vaak het doelwit van belegeringen. Grote legertroepen vlijden zich dan neer in het veld, betrokken hun stellingen en sloten de aan- en afvoerwegen af. Kaartspelen en dobbelstenen werden tevoorschijn gehaald om de lange uren te vullen en de verveling te verdrijven die gepaard ging met het langzaam uithongeren van de Hattemers binnen de muren.
Maanden en maanden kon dat ‘spel’ zo doorgaan in een ultieme strijd om de sterkste zenuwen.

Dat het met de moraal van de Hattemers wel goed zat blijkt uit de legende die de ronde doet over de naamgeving van de Verkentoren die een prachtig uitzicht gaf (en geeft) over de uiterwaarden en de weg richting Heerde

Het was weer eens raak. Al maanden lag de vijand voor de poorten van de stad om de Hattemers te dwingen een toontje lager te zingen. Er zat niet veel schot in de zaak. Aanvallen op de stevige stadsmuren en dito poorten hadden weinig effect en werden zonder al te veel moeite door de Hattemers afgeslagen dankzij de ketels kokende pek en olie die klaar stonden en de ervaren kruisboogschutters op de muren. Keer op keer toog de vijand onverrichterzake terug het veld in waar het lange wachten weer begon.
Maar… binnen de muren had men nog steeds voldoende voedsel. In de stallen van de vele stadsboerderijen liep tenslotte genoeg eetbaars rond en ook de molenaar op de stadswal had nog een aardige voorraad graan liggen voor het malen van meel en het bakken van verse broden. Toch werd men het wel zat om niet het vrije veld in te kunnen.
Jan de Slager werd het na geruime tijd eveneens zat en ging tot actie over. Hij was niet groot, eerder klein, maar met spieren als kabeltouwen. Hij dook de stal in, greep één van zijn varkens en toog ermee naar wat wij nu kennen als de Verkentoren.
Met enige moeite klom hij de trap op. Eenmaal boven gekomen tilde hij het varken boven zijn hoofd en schreeuwde de vijand met bravoure toe: “Hé jongens, hebben jullie honger? Kom dan maar een stukje halen als je durft!” De vijand gaf het op en met de staart tussen de benen dropen ze af. Sindsdien staat de toren richting Hoenwaard bekend als de Verkentoren.

Op het kasteel de Wildenborch ging het er vergelijkbaar aan toe, alleen was hier het vlees echt op, op één varken na. Elke morgen werd het dier flink aan de staart getrokken zodat het gilde als een mager varken en de vijand dacht dat er al weer een varken geslacht werd en de voorraad onuitputtelijk leek. Ook daar droop de vijand af.