Hetty Site

Hattem

Dan is het zover. Het beloofde dagje naar Hattem is aangebroken. Henry, Tonny en Ben met de kleine Anna zitten al op ons te wachten en we worden allerhartelijkst ontvangen. Wel gemakkelijk dat Henry en Tonny zo goed Engels spreken. Tonny gaat met ons naar het bakkerij museum terwijl Henry zijn taak als chauffeur voor Tafeltje Dek Je waarneemt. Dit museum in een heel oude bakkerij, de oudste zelfs van Nederland, is een mooie ervaring voor Curtis en Berdena. Tonny heeft hier in het verleden zelf brood staan bakken als vrijwilligster. We genieten nog even van het uitzicht op Homoet en gaan dan zwervend door de straten weer terug naar de Zuidwal waar de soep met de broodjes gezond al klaar staan. Heerlijk!

Hattem

De Hattemer koeien op Homoet

Het was feest in Hattem, wanneer in het voorjaar de koeien van de Hattemer boeren naar de Hoenwaard werden gebracht naar de gemeenteweide, in de volksmond Homoet genoemd. Van te voren werd het jongvee dat voor het eerst meeging gebrandmerkt. Daar moesten de kinderen natuurlijk ook bij zijn. De scholen hadden die dag gewoon vrij en de kinderen gingen achter de koeien aan naar de gemeenteweide op de uiterwaarden van de IJssel.
Later gingen de boeren die in het stadje woonden ook naar de Homoet. Hun nieuwe boerderijen werden ook op een verhoging gebouwd voor het geval dat het water toch erg hoog zou worden ’s winters.
Daarvoor woonden de meeste boeren in de smalle steegjes van Hattem. Die waren zo smal dat een hooiwagen er net doorheen kon. De familie van der Kolk woonde in het begin in de Gasthuissteeg. Daar zijn alle vier jongens ook geboren. Wim vertelde dat hun buurman van ’t Land ook zo’n stadsboer was. Wanneer ze bij hen achter in kwam en op de deel, stond er naast de deur een bezem. Wanneer je er binnenkwam vloog de haan je vanaf de hanenbalken steeds aan. Die bezem moest je dan even omhoog steken zodat de haan daardoor mis vloog en je niet bezeren kon. Ik moet er toch niet aan denken.
Ook bakker de Graaf was een buurman. Er zijn heel wat sokken en broeken gedroogd in de bakkerij als de jongens van der Kolk met hun natte plunje niet thuis durfden komen. Ome Jan van der Kolk en tante Marie woonden met hun vijf jongens ook in de binnenstad boven hun schoenenzaak. Gezamenlijk werd er door de jongens ook heel wat afgestruind buiten Hattem. Als er eens een feestje is wordt het meteen een reünie met sterke verhalen. ‘Weet ie-j nog wel dat Piet aover de sloot sprong en zei: Vooruit dat kun ie-j ok en dat Gerrit net met de hakken in de sloot zat en Wilhelm natuurlijk met beide peute d’r midden in?’