Hetty Site

Twee vrienden -1- In 1935 door Engeland en Schotland

Gisteren brachten we een bezoek aan Gerke en Wim. Gerke is mijn nichtje waarmee ik opgroeide. Steeds hielden we contact en vaak gingen we onderweg naar Schiphol of Bergen bij hen aan. Het kwam er de laatste tijd niet van maar nu kon het weer. Alle 4 zijn we ingeënt tegen corona en Wim rijdt allang weer als een tierelier. Het was een gezellig weerzien en we haalden herinneringen op aan de tijd dat we tijdens een jeugdkamp haar Wim ontmoetten. We waren nog jong maar Gerke maakte zoveel indruk op Wim dat het later wat werd en nog steeds gebleven is. Toen de eerste brief van Wim aan oudste dochter Gerke bij de familie op de mat viel was de reactie van vader Sjoerd: ’Daor begint het gesodemieter al’
Toen ik opzij keek zag ik tot mijn verrassing een mapje met de bekende foto van Bervo en haar vader voorop. Het was een dagboekverslag van hun reis op de motor door Engeland en Schotland in 1935. Ik had er vaak van gehoord maar wist niet dat het een en ander ook was vastgelegd.
Ik werd ogenblikkelijk nieuwsgierig en ja, ik mocht het lenen. Ik ben het aan het overnemen en wat bijschaven. Het blijkt een enerverende reis van de beide vrienden. Ik kan jullie laten meegenieten en je krijgt het in hapklare brokken voorgeschoteld. Geniet ervan!

De Melrose Abbey
Met lang gerekte halzen stond het merendeel van de passagiers van de Melrose Abbey, het stoomschip dat de zomerdienst onderhield van Rotterdam- Hull, uit te kijken of ze nog geen land zagen. Want hoe interessant een zeereis ook mag zijn en hoe mooi de altijd rusteloze zee ook is, hetzij de golven die huizenhoog op en over het schip slaan of dat ze zo stil is en de onafzienbare watervlakte bijna spiegelglad, toch verlangen de reizigers altijd naar de kust.
Zo was het ook met ons die een vooruitzicht hadden een interessante motortocht te maken door midden Engeland en de Schotse Hooglanden, te danken aan mijn kameraad die hoewel het zijn eerste zeereis was zich met moeite kon losmaken van het zicht op de zee.
Toch riep hij:’ Land in zicht’. Inderdaad zagen we de Engelse kust oprijzen en we spoedden ons naar onze hut om onze bagage op te halen en naar boven te brengen. De loods kwam al aan boord om ons veilig door de ondiepten van de rivier de Humber tot in Hull te brengen. Al gauw lag de boot voor anker aan het Prince Dock, een van de vele aanlegplaatsen in Hull.
De douane kwam aan boord om onze passen de controleren en vooral om nauwkeurig te onderzoeken of we bevoegd waren om op de Britse eilanden een motor te besturen.
Inmiddels was onze motor al aan land gebracht net als de twee auto’s van toeristen, die een betere indruk maakten dan die oude motor van ons en onze eenvoudige reiskostuums. Ons Engels was blijkbaar beter en konden we de andere toeristen helpen met de afwikkeling van de reispapieren bij de douane.
Onze eerste rit zou naar de Paragon garage gaan midden in de stad Hull. Daar moesten we opnieuw allerlei vragen beantwoorden en tal van formulieren invullen omdat we in Engeland verzekerd moesten zijn. Opnieuw hadden we voorsprong op de andere toeristen door onze kennis van de Engelse taal en zeker een uur eerder dan de anderen konden wij verder met de reis. We verlieten de Paragon Garage om steeds links rijdend dwars door de stad Hull de weg in te slaan naar het 20 km noordelijker gelegen Beaverly.
Eenmaal gewend aan het links rijden zetten we de vaart er goed in. Het was immers al 4 uur in de middag en we wilden voor de avond nog 120 km verder richting Edinburgh, de Schotse hoofdstad. Zo reden we snel zonder te veel op de omgeving te kunnen letten.
Toen we plotseling dichtbij het stadje York doemde er een vrij grote rivier voor ons op. Met een ruk en een heftige trap op de rem zette ik de motor stil en riep: ’Kijk, water, laten we gaan zwemmen’. Doch wonder boven wonder, Hans de geboren waterrat had geen zin. ‘Geen tijd’, zo meende hij. ‘Bovendien krijgen we nog genoeg gelegenheid om te zwemmen, water genoeg in Engeland’. Zo besloten we maar door te snellen, we twijfelden er niet aan dat we een plek voor de nacht zouden vinden om onze vermoeide en verreisde ledematen in een verfrissend bad te kunnen verkwikken. Helaas, het werd een teleurstelling. We moesten nog honderden kilometers moeten afleggen voor we weer een gelegenheid zouden krijgen om te zwemmen.
Maar we werden afgeleid toen we het stadje York naderden. Misschien bieden de opgravingen van de steden Herculaneum en Pompeiï aan de voet van de Vesuvius meer verscheidenheid en genot aan oudheidkundigen. Wij, mensen van nieuwere tijd, waren verbaasd om zoveel oude kerken, trotse kastelen, oude gevels en half ingestorte bruggen te zien in dit stadje York.
Ik had er de hele avond wel willen blijven om alles te bekijken, maar mijn vriend porde mij aan. Hij verlangde meer naar natuurschoon, naar rotsen en bergen. Deze oude gewelven deden hem niets.
Dus nu verder naar het noorden, de eerste van een hele reeks rijen heuvels tegemoet die ons nog scheidden van Edinburgh, Schotlands hoofdstad.
Toen ineens nadat we Borough-bridge waren door getuft, veranderde het landschap. Was het tot nu toe steeds vlak geweest met slechts enkele heuvels, nu we Ripon naderden zagen we de eerste rotsgebergten, soms glooiend dan weer torenhoog voor en naast ons oprijzen. Hans kon zich niet inhouden en met een kreet van bewondering en zwaaiend met zijn muts riep hij uitgelaten: ‘Bervo, hoera, het begin van de Hooglanden’.

Foto: Stoomschip Melrose Abbey