Hetty Site

Twee vrienden -5- In 1935 door Engeland en Schotland

Zondag in Oban en de Fingal’s cave

Zondagmorgen. Heerlijk vonden we het om de motor voor één dag te laten staan. We gingen om 10 uur naar de kerk. Mijn collega, de koster, gaf ons een goede plek. Hij had meteen in ons vreemdelingen herkend. We zaten dichtbij de predikant en konden zijn meditatie heel goed volgen. Het gezang deed ons weldadig aan. Een klein koortje gaf de leiding en er werd gezongen op hele en halve noten.
’s Middags wandelden we door de stad naar de zee en hier viel ons de rust op zondag op. Er liep geen bus, de boten in de haven lagen voor anker. Bioscopen waren gesloten en er was geen enkele winkel open. Aan het strand werd gewandeld maar er waren weinig zwemmers. Wandelend langs de steile rotsen ontdekte ik toch zowaar tussen allerlei bloemen en planten het sidderkruid.. Hans lachte er om maar ik kroop met moeite de steile wand en greep een exemplaar van het rode sidderkruid en toen ik diezelfde avond een brief aan mijn vrouw schreef sloot ik het sidderkruid er bij in zonder dat ik het Sjoerd liet merken.
De volgende morgen stond de zon al hoog aan de hemel toen Hans aan mij arm rukte met een schreeuw:’Bervo, allé d’r uit, we moeten naar de Fingal’s grot’. Ineens was ik klaar wakker. Een half uur later liepen we al in de stad op zoek naar een schoenmaker, Sjoerd zijn schoen was kapot. Het kostte veel moeite om die gerepareerd te krijgen, overal wezen ze ons af. Ze dachten dat we Duitsers waren. Tenslotte vonden we een oorlogsinvalide die begreep dat wij Hollanders en geen Duitsers waren. De schoen was toen snel gerepareerd.
We haalden nu snel een kaart voor een tochtje op de Loch Tyne dat ons naar de eilanden Staffa en Iona zou brengen. Na een reis van 5 uur, eerst door de zeearm Kerrera Sound en daarna op de Atlantische Oceaan zagen we in de verte Staffa in de oceaan oprijzen. Het is een naakte steile rots, een paar honderd meter hoog, onbewoond en met een omtrek van slechts 3 km. Alleen bij kalm weer is de grot te bereiken. Met ander boten werden we naar het eiland geroeid. We hadden zoveel van deze bijzondere grot gehoord dat onze verwachtingen hoog gespannen waren. Wat we zagen was echter zo groots en geweldig, zo ontzagwekkend dat het ons in verrukking bracht en wat ons stil en klein maakte.
Loodrecht uit de zee oprijzend, honderden voeten hoog stonden daar zes- en achthoekige pilaren van donkergrijze, bijna zwarte basalt steen, regelmatig naast elkaar. Geen architect had ze er beter in kunnen plaatsen. In het midden van de zuilen was een torenhoge opening met een breedte van 20-50 m. Na een vermoeiende klimpartij over rotsen, alle op afgeknotte zuilen of een soort kegels lijkend, dan weer lager dan weer hoger, bereikten we de ingang van de grot, de Fingal’s cave. Sjoerd was dankzij zijn snelheid en kracht een van de eersten van de honderden bezoekers. Toch was ik ook redelijk snel, nog geen 20 voor me, ik heb het te danken dat ik nog steeds mijn zware lichaam oefen in motorrijden en zwemmen.
Daar stonden we dan in een der indrukwekkendste grotten ter wereld.
Hier werd niet gelachen in Gods heiligdom zoals deze plaats genoemd moet worden. De golven van de oceaan sloegen met ontembare kracht tegen de rotswand achter in de grot. Het schuim spatte hoog op. We hoorden onophoudelijk een alles overstemmend geluid als het rommelen van de donder. En terwijl we achter het hoog opspattend schuim van de golven stonden zagen we op zee de prachtigste regenboog. Hoog boven ons was een prachtige zoldering van zuilen en nog eens zuilen samengesteld.
Wanneer de golven beneden stukgeslagen terugvloeiden zagen we de granietzuilen in een peilloze diepte tot aan de bodem der zee gaan.
Walter Scott, de bekende Schotse schrijver, heeft een gedicht gemaakt over deze Fingal’s cave. Onze dichter Nicolaas Beets vertaalde het zo:
Als om de hoogmoed af te wijzen
Op menselijke kunst en vlijt
Deed hier Natuur een Dom verrijzen
Aan de eer haar Schepper toegewijd
Neen met geen ander doel verhogen
De trotse zuilen hier de bogen
Neen met geen ander oogmerk ruist
De branding die hier kookt en bruist
En bij ontzagbre tussenpozen
Uit dit eerwaardige gewelf
Een weergalm lokt van wat zij zelf
Heeft tot haar eeuwig lied verkozen
Een weergal van veel schoner klank
Dan orgeltoon of koorgezang
Wel mag vanuit het schuim der baren
Dit heiligdom op ’t Uwe staren
Iona en Uw trotse kerk
Van heerlijkheid tot puin vervallen,
O zoon des stofs, verleer uw brallen
Dat was uw maar hier is Godes werk

Onze koers richtte zich nu naar dat Iona met zijn in puin gestorte kathedraal, waarop Beets in deze laatste regel zinspeelde. Maar eerst kon Hans de verleiding niet weerstaan om naar het hoogste punt van het eiland te klimmen en daar van bovenaf een foto te nemen van de ingang van Fingal’s grot. Ik probeerde hem nog te volgen maar buiten adem keek ik hem jaloers na terwijl hij als een klipgeit heen en weer rende.
Na een uur varen waren we op Iona. Dit eiland is ongeveer 4 keer zo groot als Staffa en wordt bewoond door ongeveer 300 mensen. De woningen liggen verspreid in het dorp, wel met sporen van ouderdom maar netjes onderhouden. De in puin gestorte kerk uit de 12e eeuw en een ruïne van een vermaard kasteel waren het interessantste hier.
In een gedeelte van de kerk werd nog een dienst gehouden, in een ander gedeelte was een keurig onderhouden graftombe van een van de vroegere vorsten van het eiland. Verderop was een kerkhof waar Schotse koningen begraven waren. Een gids vertelde over een zekere Colomba die alle vrouwen van het eiland had verbannen omdat vrouwen alleen maar last veroorzaakten. Dat veroorzaakte onder de dames en heren een hevig gelach. Maar de gids was hier buiten de waarheid. Genoemde Colomba was een van de eerste zendelingen die in het jaar 563 na Chr. Met 12 metgezellen hier kwam om het evangelie te verkondigen.
Hier op het eiland ontmoetten wij ook de eerste doedelzakspeler. Er was op dit eiland weinig natuur te zien uitgezonderd 1,5 m hoge fuchsiahagen die in volle bloei stonden. Prachtig!
We stapten weer op de boot en na een schitterende reis van een paar uur waren we weer in Oban. We kochten snel wat ansichtkaarten en gingen gauw weer naar ons pension waar het Bourding hondje ons weer nijdig aangrijnsde.